Aafke Romeijn (33) is schrijver, muzikant, vlogger, fervent Twitteraar én ze schrijft wekelijks een column voor LINDA.nl. Deze week schrijft ze over haar bestaan als workaholic.
Ik kan er maar beter voor uitkomen: ik ben een workaholic. Dat heeft me prachtige dingen opgeleverd, maar zorgt er ook voor dat ik zo nu en dan met mijn kop tegen een muur knal. Toen ik een paar weken geleden een intakegesprek had bij mijn nieuwe therapeut, zei ze na een half uur aandachtig luisteren: “Volgens mij is het allemaal niet zo ingewikkeld: jij moet leren om je hoofd uit te zetten. Privé en werk gescheiden houden.” De eerste huiswerkopdracht die ze me meegaf: niet meer werken buiten kantooruren.
Meteen schoot ik in paniek. Maar… mag ik dan ’s avonds geen mails meer beantwoorden? Hoe krijg ik ooit nog een boek af als ik niet hele weekenden mag doorschrijven? Maar goed: mijn geestelijke gezondheid gaat boven alles, dus ik zal de opdracht maar uitvoeren. De eerste avond klap ik mijn laptop dicht voor ik ga koken, en laat ‘m de rest van de avond links liggen.
In de dagen erna ontdek ik dat het veel moeite kost om niet te werken in de avonduren. Ik besluit alle notificaties op mijn telefoon uit te zetten, zodat ik niet meer zie dat ik mails krijg. Elke keer dat ik zo’n notificatie krijg, denk ik immers: ach, een mailtje beantwoorden mag misschien niet, maar ik kan ‘m toch alvast lezen? Met als gevolg dat ik toch weer zit na te denken over mijn antwoord, en mijn hoofd doordendert in werkmodus.
Lees ook
Aafke over vuurwerk: ‘Gek dat vrijheid boven veiligheid gesteld wordt’
Dan zijn er nog de appgroepen met collega’s. Die appgroepen tetteren ’s avonds natuurlijk gewoon verder, en alhoewel er dan vaak alleen maar flauwe memes worden gedeeld zorgt de constante stroom aan collega-apps er toch voor dat ik in een permanente staat van alertheid verkeer. Muten dan maar, dus.
Aanvankelijk ben ik als de dood dat mensen boos op me zijn omdat ik niet onmiddellijk reageer op mails en apps, of dat mijn projecten onherstelbare vertraging op zouden lopen, maar na een week van niet-’s avonds-antwoorden merk ik dat ik eigenlijk helemaal niet zo veel belangrijke mails en apps krijg, ’s avonds. En dat niemand woest wordt wanneer ik de volgende dag reageer.
Langzaam begin ik me af te vragen wat we onszelf aandoen door altijd maar aan te staan. En dan doe ik iets waarvan ik nooit had verwacht dat ik het zou aandurven. Vrijdag rond etenstijd belt een collega. Ik neem niet op, maar stuur een appje. ‘Ik ben na het weekend weer bereikbaar, zullen we maandag even bellen?’ Mijn hoofd gaat tekeer: dit kun je niet maken, Romeijn! Nu moet hij twee dagen op het antwoord wachten! Ik hou mijn adem in en staar naar ‘aan het typen…’ op mijn scherm. Dan volgt het antwoord. ‘Snap ik helemaal, geen probleem. Fijn weekend en we spreken elkaar maandag!’
Het kan dus gewoon.