Columnist Maddy Stolk (49) vertelt over haar leven na haar hersenbloeding. Het levert de moeder van een tienjarige dochter slapeloze nachten op. Toch gelooft ze er hardnekkig in dat het goedkomt.
Mijn hele leven lijd ik al aan grenzeloos, op niets gebaseerd, optimisme. Op niets gebaseerd omdat het leven zelf vaak heeft geprobeerd mij het tegendeel te bewijzen: ‘Het is hier een tranendal, maak dat je wegkomt.’ Maar hier ben ik nog, en ik geloof ook nog steeds dat het allemaal goedkomt. Zo geloof ik ook dat ik bij die paar procent ga horen die nauwelijks restverschijnselen heeft, na één of twee jaar. Die gedachte houdt me op de been op dagen dat ik mijn bed weer in kruip na het douchen, omdat de allesverzengende moeheid zich alweer meester heeft gemaakt van mijn lichaam, en er niets rest dan overgave. Héél soms sta ik mijzelf een blik in de toekomst toe waarbij ik niet tot die handvol gelukkigen behoor. Wat dan? Mijn dochter is pas tien, de ingewikkelde jaren komen nog.
Ik wil de moeder zijn die ’s nachts zonder boos te worden in pyjama in de auto springt om haar op te halen als het haar te heet is geworden onder de voeten. Misschien een scenario dat nimmer werkelijkheid zal worden, maar zo ben ik ooit opgepikt door de moeder van een vriendin, toen we om vijf uur ’s ochtends per ongeluk gestrand waren aan de verkeerde kant van het spoor in Den Haag. In badjas kwam ze aanrijden, één hand aan het stuur, de andere losjes uit het raam met tussen haar vingers achteloos een peuk: ‘Leuke avond gehad, meisjes?’
Er viel geen onvertogen woord en ik vond haar weergaloos stoer, terwijl ze quasi-achteloos door de grimmige achterbuurt naar huis koerste. Zo’n moeder word ik ook, dacht ik toen. Vóór ik die kans kreeg, kwam de man met de hamer voorbij – en hij haalde flink uit. Het leven greep me bij de enkels en schudde mij tamelijk hardhandig ondersteboven door elkaar. Alles is anders. Alles moet anders. Maar ergens is het ook een groot cadeau: de mogelijkheid om mezelf opnieuw uit te vinden.
lees ook
Columnist Maddy na hersenbloeding: ‘Ik ben er nog. Ik leef’
Wat niet veranderd is: de genadeloze wekker om 7.00 uur ’s ochtends op schooldagen. Het ochtendritueel heb ik altijd een bezoeking gevonden, al vanaf de eerste schooldag van mijn dochter. Mijn hele werkende leven ben ik freelancer geweest, en kwam ik fluitend rond tienen de redactie binnenlopen van het tijdschrift waar ik op dat moment werkzaam was. Maar het schoolritme, met die dwingende aanvangstijd, laat geen ruimte voor vrije interpretatie. Alhoewel mijn dochter zelf ook de noodzaak van het gejakker in de ochtend ontging. Als ik voorovergebogen over mijn fietsstuur hing, zwoegend en inwendig vloekend, zei ze: ‘Je hoeft niet zo te haasten, hoor mama. Als ik te laat kom, hoef ik minder lang op school te zitten vandaag.’
Dat de hele klas opkeek als zij binnenkwam, vond ze niet gênant, maar een bonus. Ze spreidde haar armpjes en riep uit, alsof ze ervan overtuigd was dat haar klasgenoten er allemaal op hadden zitten wachten: ‘Hier ben ik!’ Nu hoef ik maar tot de voordeur, en brengen andere moeders haar naar school. Dat hebben ze zelf aangeboden en is onbeschrijflijk lief – maar hulp aannemen gaat mij niet makkelijk af. Ik voel me dodelijk bezwaard als ze voor mijn deur in de regen staan te wachten omdat mijn nageslacht een half uur per sok nodig had bij het aankleden. Of erger nog: omdat ík mijn ogen niet open kreeg toen de wekker ging.
Lees ook
Columnist Maddy over hersenbloeding: ‘Je ziet niets aan mij, maar vanbinnen is het een ravage’
Onze omgeving is zonder uitzondering zo ontzettend lief voor ons, en ik laveer tussen diepe dankbaarheid en chronische bezwaardheid. Ik wil alles zélf doen – zoals ik altijd heb gedaan. Ook vraag ik me doorlopend af hoe ik iedereen moet bedanken, die mij heeft bijgestaan de afgelopen tijd. Een vriend had het nogal nuchtere, maar verhelderende antwoord: door beter te worden.
Ik doe mijn best mensen, ik doe mijn best. En ondertussen blijf ik hardnekkig geloven dat het goedkomt.