Je kunt snel verliefd worden, maar gedumpt worden gaat soms nog makkelijker. Au. In Gedumpt interviewt Zilver Proper elke week een LINDA.meiden-lezer over een liefde die net níét werkte.
Deze week: Nina (28).
Je kunt snel verliefd worden, maar gedumpt worden gaat soms nog makkelijker. Au. In Gedumpt interviewt Zilver Proper elke week een LINDA.meiden-lezer over een liefde die net níét werkte.
Deze week: Nina (28).
Nina’s love story begon zoals veel liefdesverhalen beginnen: met een lach die bleef hangen en een blik die nét iets te lang duurde. Nina, destijds 26, socialmediastrateeg uit Hilversum, had zichzelf altijd beschouwd als iemand die met beide benen op de grond stond. Nuchter, onafhankelijk, en vooral niet snel onder de indruk. Totdat ze Thomas ontmoette, tijdens een netwerkborrel in een kroeg in Amsterdam. Hij was charmant op de onhandige manier, met een te grote jas en een afwachtende blik. Alsof hij constant op zoek was naar iets, of iemand.
Nina en Thomas begonnen voorzichtig. Koffie werd lunch, lunch werd dinertjes met kaarsjes, en voor ze het wist stonden zijn ETQ-sneakers naast haar bed en stond zijn elektrische tandenborstel op haar plankje. En al snel was hij bij haar ingetrokken. Wanneer haar vriendinnen vroegen hoe serieus het was, zei Nina: “Het voelt goed en echt.”
Maar echt is een verraderlijk woord. Na Thomas’ werktripje naar New York, kwam het eerste teken dat iets niet klopte, in de vorm van een ansichtkaart die ze ineens vond. Niet zo eentje van de sigarenboer die je naar je oma stuurt, maar een grote, glanzende, bijna te mooie kaart met een skyline van New York.
‘Wish you were here’, stond er met sierlijke krullen op de achterkant. Geen naam. Geen adressering. De kaart lag gewoon tussen de stapel post, midden op hun keukentafel. “Van een collega”, zei hij, terwijl hij de kaart achteloos wegstopte. “Werktrip. Je weet toch hoe ze daar zijn, beetje flauw grapje.” Nina lachte mee, maar toch bleef er iets knagen.
Toen hij een maand later wéér naar New York moest, voor een project dat zogenaamd niet kon wachten, voelde het anders. Zijn appjes kwamen minder vaak. De FaceTime-sessies werden korter. Hij klonk afwezig. En Nina, die zichzelf altijd had voorgenomen niet zo’n jealousy achterdochtige vriendin te worden, betrapte zich erop dat ze zijn Instagram constant refreshte. Zijn volgers checkte. De reacties op zijn posts doorspitte.
Op een vrijdag, laat in de avond, zat Nina met een glas rode wijn op de bank toen ze een foto kreeg doorgestuurd van een gemeenschappelijke kennis: Thomas, lachend op een rooftopbar in Manhattan. Zijn hand lag op de rug van een vrouw. De onbekende vrouw was lang, slank, en had rood haar dat glansde in het zonlicht. Dit is niet zomaar een collega, dacht ze. Dit is niet zomaar een grapje. Het voelde even alsof de bodem wegviel.
Nina probeerde zichzelf nog te kalmeren, ‘maak jezelf niet zo gek joh, misschien is het gewoon werk’. Maar tegelijkertijd dacht ze: er is toch geen collega die je zo laat lachen?
Toen hij terugkwam, deed ze niets. Ze glimlachte, maakte haar lasagne, luisterde naar zijn verhalen over meetings en deadlines, en wachtte. “Hoe was het?”, vroeg Nina. “Druk”, zei Thomas. “Leuk?”, vroeg ze. “Mwah, vooral werken”, antwoordde hij.
Ze keek naar zijn koffer, die nog half uitgepakt in de gang stond. En daar zag ze het, in het zijvakje: een gouden armbandje, dat niet van Nina was. Drie dagen kon ze er niet van slapen, maar toch durfde ze de confrontatie niet aan te gaan. Thomas was zo lief als ze samen waren, en ze wilde ‘m echt niet kwijt.
Maar na drie nachten doorgehaald te hebben, hield ze het niet meer. Het was een regenachtige woensdagavond, ze kwamen van de bios en fietsten naast elkaar op weg naar huis. Ze had gewacht tot de juiste woorden kwamen, maar wist zij veel hoe ze dit moest vragen. Dus gebeurde het random. “Wie is ze?”, vroeg ze, straight, zonder omwegen.
Hij keek nonchalant op, alsof ze net had gevraagd of ze naar rechts of naar links moesten. “Wie is wíe?!” En daar begon de dans van halve zinnen, ontwijkende blikken, een te lange stilte. Toen ze thuiskwamen werd het schreeuwen en zwijgen. Thomas sliep een week op de bank en precies deze week vond Nina zijn telefoon in de badkamer, met het bericht open: ‘Miss you already, when are you coming back?’. Haar naam: Emily.
Nina riep ‘m van beneden, en schreeuwde boos: “Maar waarom? Ben ik niet genoeg?” Waarop hij zijn schouders ophaalde. “Het gebeurde gewoon”, zei hij. Alsof vreemdgaan je overkomt, en niet gewoon een beslissing is. Zijn woorden maakten het alleen maar erger. Het voelde alsof ze in een donker hol wilde kruipen, en er nooit meer wilde uitkomen. Ze riep dat ie op kon rotten. Thomas pakte snel zijn spullen en ging weg. Nina zakte door haar knieën, en krijste het uit.
De weken erna waren wazig. Vriendinnen kwamen langs met haar favoriete chardonnay en Tony Chocolonely karamel-zeezout. Haar moeder zei dat ze sterk was. Haar collega’s fluisterden in de kantine dat ze dapper was. Maar niemand zag hoe ze ’s avonds nog steeds zijn naam typte in haar telefoon en berichten opstelde, zonder op verzenden te drukken. Lange tijd liep ze nog rond met een mengeling van woede en verdriet, en vooral met dat laatste: verdriet over dat wat ze hadden, achteraf zo nep voelde.
Als Nina terugblikt op deze periode vindt ze het raar hoe snel dingen kantelen als het masker afvalt. “Het drama van een affaire is niet alleen het bedrog zelf. Bij mij was het de nasleep”, zegt ze. Zijn geur was verdwenen uit de lakens nog voor hij zijn koffers pakte. De toekomstplannen die ze hadden, verdampten zomaar. Foto’s van hen samen werden ineens pijnlijk om aan te zien. En die grote jas bleef weken aan de kapstok hangen omdat ze het niet over haar hart kon verkrijgen om ‘m weg te doen.
Toch ontdekte Nina dat ze meer kon dan alleen verdragen. “Je hoeft niet direct op te staan na een val”, vertelt ze. “Maar je kunt wel elke dag een beetje rechterop lopen.”
Een maand na haar break-up boekte ze een ticket naar New York. No way om hem te zoeken, maar omdat ze besefte: waarom zou ik mijn eigen ruimte inperken, omdat hij die van mij overschreed? Ze liep door de straten waar hij haar had bedrogen, at bagels in de ochtendzon, kocht een veel te dure jas op Fifth Avenue. En ergens op een bankje in Central Park dacht ze: ‘Misschien ging het niet om hem. Misschien ging het altijd al gewoon om mij. En had ik dit nodig om te groeien.’
Terug in Hilversum gooide ze de ansichtkaart eindelijk bij het oud papier. Niet uit woede, maar omdat het hoofdstuk eindelijk dicht mocht. “Nee”, zegt ze nu, wanneer we haar vragen of ze spijt heeft. “Ik ben blij dat het gebeurd is. Ik heb mezelf hierdoor weer teruggevonden: de variant van mezelf die ik wil zijn, mijn sterke zelf.”
Funny columns, persoonlijke verhalen en lekkere deals in je inbox.
Meld aan