Ik was 40 toen ik voor het eerst bij een opticien zat en maakte – nadat ik de uitslag van de meting kreeg – een grapje: “Het is de leeftijd, hè?”. In de hoop dat zij zou zeggen: “Het valt wel mee”. Maar ze keek me strak aan en zei: “Ja, vanaf nu wordt het alleen maar slechter.”
Conclusie: ik had behoorlijk slecht zicht en een cilinder in mijn linkeroog bovendien. Dat werd een dikke bril!
Zo’n dertien jaar en meerdere brillen verder had ik het bril dragen in mijn leven geïntegreerd als onderdeel van het ouder worden en het als lot geaccepteerd. Tot ik opeens tegen een mogelijk alternatief opliep: kunstlenzen. Ik had er eigenlijk nog nooit van gehoord en het is een schijtdure aangelegenheid. Maar met een beetje rekenwerk – vooral in mijn eigen voordeel – viel het een soort van mee. Elke twee jaar een nieuwe bril kopen is ook niet goedkoop. Dus maakte ik een afspraak om te kijken wat de mogelijkheden waren.
Aangekomen op de bestemming kijk ik even goed of mijn navigatie me op het juiste adres heeft gebracht. Ik parkeer namelijk in een gezellige winkelstraat midden in Driebergen. Niet echt de plek die ik had verwacht. Binnengekomen in een soort van oversized brillenwinkel, met allemaal kleine hokjes vol indrukwekkende apparaten, kijk ik mijn ogen uit. Op een muur hangt een rits foto’s met bekende gezichten die me voor zijn gegaan – en voor de foto vast korting gekregen hebben.
Mijn ogen worden grondig getest, bekeken, gemeten en gewogen. Ze hebben hier duidelijk verstand van ogen. Als ze klaar zijn komt het verlossende woord: ik ben geschikt voor het implanteren van kunstlenzen.
Voordat ik weer vertrek, heb ik een gesprek met de arts die de lenzen zal plaatsen. Hij legt de procedure uit en ik hoor wat hij zegt, maar denk eigenlijk alleen maar: waarom is dit een goed idee? Een beetje laten snijden in mijn ogen. Injectie in mijn oogbal, oude lens eruit pulseren, nieuwe lens erin.

Gatverdamme, als ik eraan denk krijg ik al kriebels in mijn buik en word ik spontaan misselijk. Ik vind het een doodeng verhaal. De arts begrijpt mijn zorgen, stelt me gerust en zegt dat het vooral het idee is. De operatie duurt een half uur per oog, waarbij beide ogen meteen achter elkaar worden gedaan. Ik ben nog niet helemaal gerustgesteld.
Een paar dagen later moet ik nog een keer slikken als ik de offerte binnenkrijg. De cilinder maakt de rechterlens een tikkie duurder, maar het positieve is dat ik al over vier weken geholpen kan worden. Ik kijk de man aan en die zegt dat we dit jaar niet per se op vakantie hoeven en dat hoe eerder dit gebeurt, hoe langer je ervan kan genieten. We zijn immers geen achttien meer.
Ik maak de afspraak meteen. Het vooruitzicht om nooit meer een bril te hoeven dragen wint het van de angst. Bij de bevestiging zie ik dat ik ook meteen een recept voor oxazepam heb gekregen. In de nachten voor de operatie schrik ik soms wakker met een gierende paniek in mijn lijf, maar de avond voor de ‘operatie’ ben ik eigenlijk wel rustig. Ik verheug me op het moment wanneer het allemaal achter de rug is.
Op de dag zelf ben ik er klaar voor. Ik mag geen make-up of crème op, al mijn sieraden moeten af en ik heb al vroeg één oxazepam in mijn mik. Mijn lief brengt me en moet stiekem een beetje lachen omdat ik al een tikkie ‘van de wereld’ ben. Bij aankomst krijg ik nog twee paracetamols en een oxazepam aangeboden. Alles in mij schreeuwt: prima, want ik hoef dit echt niet allemaal nuchter mee te maken. Ik krijg een chirurgisch mutsje, slofjes en jasje en kijk vanuit een wachtruimte via een rond klein raampje de operatiekamer in.
Koelbloedig als ik denk dat ik ben, ga ik naar binnen en zeg meteen dat ik aan de drugs zit, en dus heel rustig ben. Het hartslagmetertje op mijn wijsvinger meet iets heel anders, zegt de lachende operatieassistent – en ze gaan aan de slag.
Ze beginnen met mijn rechteroog, dat eerst wordt afgedekt. Ik krijg allemaal druppels en… nou ja, long story short: ik heb niets gevoeld. Het deed geen pijn en na een klein uurtje sta ik beneden met nog maar één afgeplakt oog. Ik pak mijn telefoon om mijn lief een app te sturen dat ik klaar ben. Ik zie alles nog een beetje wazig, maar ik kan wel janken van geluk: ik kan gewoon alles weer scherp zien.
