Kippenvel over je hele lichaam, wanneer je aan deze (vaak kleine) beesten denkt. Waar komt de angst voor de meestal ongevaarlijke spin toch vandaan?
Merel Kindt geeft daar antwoord op. Zij is hoogleraar Klinische Psychologie aan de Universiteit van Amsterdam en doet haar hele wetenschappelijke carrière al onderzoek naar angst.
Hoe komt het toch dat zoveel mensen bang zijn voor spinnen?
Kindt: “Iedereen weet dat de spinnen die in Nederland voorkomen, niet gevaarlijk zijn, maar bijna alle angsten gaan over dingen die oncontroleerbaar en onvoorspelbaar zijn. Zo zijn mensen ook bang voor honden, en deze week hadden we nog iemand met een enorme angst voor mieren.
Bij spinnen komt daar nog het onbekende bij. ‘Fobie’ betekent letterlijk: ‘vreemd zijn met’. Hoe vreemder je ermee bent, hoe groter de kans dat je er bang voor bent.”

Hoe komt het dat meer vrouwen dan mannen last lijken te hebben van een spinnenfobie?
“Vaak griezelen kinderen al van spinnen, maar bij meisjes wordt dat meer geaccepteerd dan bij jongetjes. De jongens moeten de spin vaak weghalen en willen laten zien dat ze daar stoer genoeg voor zijn. Door dit te doen, leren zij veel sneller dat spinnen helemaal niet eng zijn, terwijl de angst bij meiden steeds groter wordt.
Later ontstaat ook dan de angst voor de angst. Het is niet fijn om angst te hebben, dus je wil de bron die je angst gaf, vermijden.”
Dan natuurlijk de grote vraag: hoe kom je van je angst áf?
“Het enige wat werkt is: ervaren. En hoe eerder in je leven je dat doet, hoe beter. Probeer kinderen op jonge leeftijd aan de angst bloot te stellen.
Mocht dat al te laat zijn, is exposure-therapie een bekende behandelmethode. Hierbij word je in verschillende afspraken geleidelijk blootgesteld aan de angst. De behandeling begint bijvoorbeeld met kleine spinnetjes en die spinnen worden langzaamaan steeds groter, of zwarter of dikker – waar je dan ook bang voor bent. Voor sommige mensen werkt dit heel goed, maar je moet het bijhouden, waardoor we helaas ook veel terugval zien.”

Is er dan nog een andere behandeling mogelijk?
“Na jarenlang onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam hebben we een behandeling ontwikkeld die ik in mijn kliniek, Kindt Clinics Amsterdam, toepas, waarbij we na een korte blootstelling één bètablokker geven.
Mensen met een spinnenfobie hebben in de hersenen een soort ‘geheugenspoortje’ aangelegd van spinnen, naar angst. Bij het zien van een spin, wordt dat angstgevoel telkens weer opgeroepen. In onze behandeling wordt iemand één keer kort blootgesteld aan datgene wat veel angst oproept en wat ze normaliter door hun angst nooit zouden doen. Daarna slikken ze een bètablokker. Die pil, van 40 mg propranolol, vlakt vervolgens het spoortje tussen spinnen en angst af.
Deze behandeling zorgt vaak voor een enorm positief effect in gedrag. Als mensen na de behandeling weer terugkomen, durven ze zonder de eerder ervaren paniek de spin aan te raken. Daarbij heeft deze behandeling ook op de lange termijn effect, je moet er alleen wel eerst een intense angst voor ervaren.”

Wanneer is het goed om zo’n behandeling te ondergaan?
“Vaak komen mensen bij ons als ze er in hun dagelijks leven last van hebben. Als ze nooit meer een raam open durven zetten of niet in de tuin durven zitten bijvoorbeeld. Maar ook als ze kinderen krijgen en bang zijn om hun angst door te geven. Of als iemand heel graag een land wil bezoeken, maar niet durft omdat daar een bepaalde spinnensoort voorkomt.
Een beetje bang zijn voor spinnen is echter helemaal niet verkeerd. Ik heb zelf absoluut geen spinnenangst, maar als ik in Thailand op vakantie ben en er zit een vogelspin op mijn kamer, ga ik er niet slapen voor de spin is weggehaald. Angst is een hele mooie, functionele emotie die je in veel gevallen vooral beschermt.”
Dit artikel verscheen eerder bij LINDA. op 26 mei 2020.
