In de rubriek ‘Monumentje’ brengen lezers een ode aan een overleden geliefde, vriend of familielid. Deze week herdenkt Lissy haar moeder, die is overleden aan longkanker.
Geschreven door Lissy Cornelissen, ter nagedachtenis aan haar moeder Liesbeth Schellekens (30-07-1964 – 17-04-2020).
Onze moeder – van drie dochters – kreeg drie jaar geleden de diagnose longkanker. Ze werd geopereerd en haar tumor werd verwijderd. Maar de kanker bleek uitgezaaid. Na een jaar van chemobehandelingen en bestralingen werd ze schoon verklaard. Het geluk was van haar gezicht af te lezen.
Helaas begonnen kort daarna de hoofdpijnklachten en ging haar lichamelijke conditie hard achteruit. Maar ze bleef vechten, ze was een enorme doorzetter. Ook wilde ze weer zo graag aan het werk als brandweervrouw, slachtoffers helpen. Anderen op de eerste plek zetten maakte haar zo ontzettend bijzonder en sterk.
Later bleek ze ook uitzaaiingen in haar hersenen te hebben. Deze keer was het ongeneeslijk; de doktoren schatten dat ze nog maximaal zeven jaar te leven had. Anderhalf jaar na de start van medicijnen, die ze slikte om haar leven te rekken, merkten we dat communiceren steeds moeilijker werd. Doktoren vroegen of ze weer bestraald wilde worden. Dat wilde ze. Ze wílde beter worden, ze wílde terug naar de brandweer. Het ging even beter, maar toen begonnen haar haren uit te vallen.
Het coronavirus speelde net, ook in het ziekenhuis, waardoor ze moest worden overgeplaatst naar de verpleegafdeling in een ander gebouw. Daar konden ze haar niet de zorg geven die ze nodig had, dus brachten ze haar naar een hospice. Daar golden strenge maatregelen. Wij, haar drie dochters en goede vriendin, waren de enigen die haar mochten bezoeken. Twee keer per dag, met maximaal twee personen. Toen onze moeder griep kreeg, mochten we vier dagen niet naar haar toe. Om haar toch te laten weten dat we van haar hielden, versierden we de heg voor haar raam. Uiteindelijk bleek het een normaal griepje.
In het hospice hoorden we dat we in weken moesten gaan denken – een grote schok. Uiteindelijk mocht ze zelfs maar door één persoon per dag bezocht worden. De arts vertelde ons ineens dat we direct afscheid van haar moesten nemen. Nu had ze nog heldere momenten. Daarvan zouden er bijna geen overblijven, door de morfinepomp.
Daar sta je dan, als dochter aan het ziektebed van je moeder, niet wetende wat je moet zeggen. Je wil haar niet verliezen en kunt er niet bij met je hoofd dat dit echt het einde is. Twee dagen later overleed ze.
Onze moeder was geliefd, liefdevol en had gevoel voor humor. Je kon op haar terugvallen en ze bood een luisterend oor. Er zijn zoveel dingen die ze niet zal meemaken. Het halen van onze diploma’s, kinderen krijgen. Hierbij zullen mijn jongste zusje en ik haar moeten missen.
De coronamaatregelen maakten het lastig om een waardig afscheid te realiseren, maar toch is het gelukt: met een stoet door haar straat, mensen langs de kant én 150 brandweerlieden die allemaal in uniform – op anderhalve meter afstand – een erehaag vormden. Daarna reden we met de rouwwagen door de Kazerne. De brandweer volgde ons, met de sirenes aan, naar de snelweg voor het laatste afscheidsmoment.
Wij missen haar enorm. Haar aanwezigheid, haar liefde, haar warmte en haar knuffels. Sinds haar overlijden is alles anders. Maar we blijven haar herinneren en herdenken als de positieve moeder en brandweervrouw met ontzettend veel doorzettingsvermogen die ze was.