De Rode Hakken Kunstdemonstratie komt er weer aan. Mensen vragen mij vaak waarom ik elk jaar de Rode Hakken-demonstratie organiseer.
Het opkomen voor vrouwenrechten begon bij mij al op jonge leeftijd. Het was me vroeg duidelijk dat je als meisje altijd een stap achterloopt. Geweld tegen vrouwen was een realiteit die ik van dichtbij zag: op straat, binnen mijn familie.
Mannen reageerden regelmatig hun frustraties af op de vrouwen in mijn omgeving. Zinde hem iets niet, dan kon hij haar een mep verkopen, ronduit aftuigen om haar een lesje te leren, puur om even te laten zien wie er hier de baas was. Het gaat altijd om macht. De macht van de man over de vrouw. Vrouwen werden gezien als bezit. “Als je niet van mij bent, ben je van niemand, dus moet je dood.”
Het werd allemaal nog zo veel duidelijker tijdens de coronatijd. In slechts drie maanden tijd werden bijna zeventig vrouwen vermoord in Turkije. Ditmaal op gruwelijkere wijze dan voorheen, waarbij elk geval nog schokkender dan het vorige was. Vrouwen die na hun moord in cement werden gegoten. Mannen die hun zwangere vrouwen met messteken om het leven brachten. Één filmpje dat werd gedeeld door de Turkse media staat me nog altijd helder voor de geest: een vader die voor de ogen van zijn kind zijn vrouw doodt, terwijl het kind schreeuwt: ‘Nee, papa! Nee, papa!’