‘Ik heb mijn ticket geboekt,’ zegt WJ. ‘Ik vlieg over drie weken vanaf Rome.’ Ik val bijna van mijn stoel van blijdschap en ongeloof.
‘Ik houd nog wel even een slag om de arm, want ik wil echt zeker weten dat ik Italië weer in kom.’ De blijdschap krijgt direct een somber randje. Daarnaast krijg ik ook een beetje genoeg van het afwachtende en de terughoudendheid. Er mag weer gevlogen worden, dus waarom nog drie weken wachten. Tenminste, als je iemand hebt die je dolgraag wilt zien. Maar misschien is zijn graag niet zo dol?
Er is in mijn optiek dus geen enkele reden die mij belet om verder te flirten met Mehmet. Hij had mij zijn telefoonnummer gegeven en aangezien zijn profielfoto fake is, ben ik razend benieuwd wie er achter flasher schuilgaat. Ik sla zijn telefoonnummer op en verwacht het ergste. Maar wanneer zijn profielfoto verschijnt ben ik alleen maar opgelucht. What a snack!
Ik zie een mannenman, die samen met zijn kinderen ergens op een terras in de zon fris en fruitig zit te zijn. Hij heeft een zonnebril op dus niet heel duidelijk, maar in ieder geval geen uitgezakte grijze postduif die zich heeft verscholen achter een smakelijke profielfoto op Tinder.
Ik app hem: ‘Je bent door de ballotagecommissie.’
‘Jij ook,’ antwoordt hij met de gebruikelijke lol-emoji’s.
We kletsen, sturen elkaar foto’s van wat we op dat moment aan het doen zijn en hij lacht hartelijk om mijn grappen. ‘Ik pis in m’n broek,’ zegt hij wanneer we verbaal aan het pingpongen zijn. Ik heb een fantastisch publiek aan hem. Ik houd van het applaus.
Uiteraard blijft het contact met WJ en af en toe vind ik mezelf een enorme zak dat ik het zo druk heb met Mehmet en daar niets over zeg. Maar ik wil alle opties openhouden. Als WJ qua intimiteit een beetje een voorzetje had gegeven, had ik de bal direct geschoten en hem op de eenzame Italiaanse avonden, zomaar een verbaal happy end kunnen geven. Maar hij doet liever buikspieroefeningen dan dirty talk. Dat is schraal. Eigenlijk is onze liefde al aan slijtage onderhevig voordat hij echt geconsumeerd is, zoals dat zo deftig heet. Maar wie weet, als hij hier is. Ik hou me vast aan wat kan zijn.
Ondertussen vind ik mijn afleiding bij Mehmet. Hij heeft een kantoorbaan bij een bedrijf dat ook chocolade produceert. Hij wordt dus als snel omgedoopt naar Mehmet en de Chocoladefabriek. Op zaterdagochtend zijn we weer druk aan het appen en hij beweert Tinder eigenlijk maar niks te vinden. Zoals zoveel mannen beweren. Maar ondertussen swipen ze hun vingers blauw. ‘Er zitten echt rare vrouwen op,’ zegt hij en vertelt dat hij een week aan het chatten was met een vrouw die hem plotseling vroeg of hij voor haar een rekening van 300 euro kon betalen. Toen hij vriendelijk bedankte voor de eer, was ze kwaad en ontmatchte ze hem op zoek naar een vrijgeviger minnaar.
Ik vertel ook een anekdote over de teksten die mannen soms sturen – ‘Als ik een watermeloen was zou je dan mijn zaad doorslikken?’ – we hebben immers een hele collectie rare snuiters in onze portefeuille.
Dan plots vraagt hij: ‘Jij bent toch journalist? Voor welke bladen schrijf jij eigenlijk?’
‘Oh verschillende,’ antwoord ik vaag.
Dan: ‘Schrijf jij soms een column voor Linda? Ben jij Sophie? Die schrijft over Tinder?’
Ik staar naar mijn telefoon alsof het een zak snoep is die ik zonder te betalen heb meegenomen. En nu word ik bij de deur aangehouden. Ik weet niet wat ik moet zeggen!
‘Zullen we even bellen?’, vraag ik. Hij belt direct. Ik hoor een leuke stem met een ietwat Haags accent; ‘Nee vertel, ben jij Sophie?’
`Waarom denk je dat?’
‘Nou ik lees die columns elke week en jij praat precies zo. Dus ik kreeg zo’n vermoeden. En net vertel je een anekdote en die komt me heel bekend voor, dus ik dacht… het zal toch niet?’
Ik aarzel even maar beken: ‘Ja dat ben ik,’ in de verwachting dat hij direct het hazenpad zal kiezen. Maar het tegendeel is waar. ‘Ik wist het!’ roept hij juichend. ‘Hahaha, ik wist het! Wauw! Niet te geloven! Ik heb al je columns gelezen!’ Hij is buitengewoon in zijn nopjes met zijn ontdekking. ‘Ik vermoedde het al eerder aan je manier van appen, maar ik wilde niks zeggen omdat ik dacht: dan rent ze meteen weg.’
‘Dat dacht ik juist van jou als ik het zou bekennen!’ We lachen er allebei hartelijk om. ‘Ik wil je binnenkort zien,’ zegt hij dan. ‘Ik moet nu mijn kinderen ophalen, maar we gaan van de week wat afspreken.’
Ik kan niet wachten.
Lees hier Sophies vorige column:
Het zou toch fijn zijn dat als ik iemand mijn hart geef, ik het ook weer heel terug krijg