Soms reageer je te heftig op iets onbenulligs. En pas later begrijp je waarom. Dat het niet om dat moment ging, maar om alles eronder. Verdriet, angst, of het langzaam kwijtraken van iets.
We waren bij zijn familie, pizzetta’s aan het maken. Ze wonen niet bepaald om de hoek. Mijn vriend was de dag ervoor al met de auto gegaan – dat gebeurde de laatste tijd vaker: dat hij ineens ergens eerder naartoe ging, en ik dan met de trein moest komen.
Drie uur onderweg. Zijn familie is lief, warm, gastvrij. Ze ontvingen me zoals altijd met open armen, wijn en verhalen. Maar terwijl ik daar zat, tussen het gelach en de drukte aan tafel, voelde ik me ineens heel alleen.
'Elke keer als hij me voorstelt als zijn 'vriendin' voel ik een golf van trots, alsof ik net een prijs heb gewonnen'
Hij praatte, lachte, was op zijn gemak. Ik keek naar hem, zoekend naar iets van zachtheid. Een knuffel, een blik, een aanraking. Gewoon iets wat zegt: hé, wij zijn een team, weet je nog? Daar zocht ik al een tijdje naar. Tot hij ineens mijn gezicht tussen zijn handen pakte. Zijn ogen glinsterden, zijn mond lachte. Hij zei iets liefs terwijl hij met zijn duimen over mijn wangen wreef. Ik was zo blij. Eindelijk. Een moment van liefde.
Zijn moeder pakte haar telefoon en maakte een foto. Iedereen aan tafel lachte. Ik lachte mee. Het voelde weer zoals aan het begin van onze liefde. Dat het ervan af stráált. En dat andere mensen dat ook zagen, maakte het alleen maar mooier. Tot zijn moeder me lachend de foto liet zien. Op mijn wangen zaten witte vegen. Meel. Hij had geen lief gebaar gemaakt, maar meel op mijn gezicht gesmeerd. Een geintje.
'We zijn een half jaar samen en hebben nog geen ruzie gehad'
Vanbinnen brak er iets bij me. Niet omdat ik de grap niet leuk vond – ik hou juist van dat soort humor, het had mijn grap kunnen zijn. Maar omdat ik zó graag had gewild dat het liefde was. Ik voelde mijn wangen gloeien van schaamte. Niet omdat ik voor gek stond, niet om het meel, niet om de foto waarop ik met meel én onderkin stond, maar om mijn gevoel: even had ik geloofd dat het een teder gebaar was – om vervolgens te beseffen dat ik er keihard naast zat.
Ik vroeg zijn moeder om de telefoon, verwijderde de foto, gaf haar het toestel terug en zei: ‘Dit vind ik dus echt niet leuk.’ Zij lachte en zei: ‘Ik heb ’m weer uit de prullenbak gehaald hoor!’ Iedereen vond het grappig. En terecht. Niemand zag of wist wat er in mij gebeurde. Ik zat daar met witte vegen op mijn gezicht en wist ineens: dit is niet meer wat het was. Ergens in mij ging iets kapot.
Pas laatst dacht ik weer aan dat meelmoment. Aan hoe iets kleins zo groot kan voelen, afhankelijk van hoe kwetsbaar je bent, of waar je staat in een relatie. Dezelfde grap kan een superleuke grap zijn als je je veilig voelt. Maar als er iets mist, wordt hetzelfde gebaar ineens pijnlijk.
Is de liefde er nog wel is de vraag die je liever – onbewust – vermijdt, omdat je bang bent voor het antwoord. Wat ik die avond van mijn gezicht veegde, was niet alleen meel, maar ook het laatste restje hoop.
Het beste van LINDA. direct in je mail? Meld je aan voor onze nieuwsbrief.
'Maandenlang leefde ik op een knalroze wolk, tot ik me afvroeg of we nog wel dezelfde kant opgingen'
















