Mijn eerste kennismaking met ‘even koffietje doen’ als sociaal ritueel was op het schoolplein. Mijn dochter ging net naar de basisschool, naïef dacht ik dat je na het zwaaien gewoon weer naar huis kon, of naar je werk. Maar nee, daar stonden ze. De moeders.
‘Kom je even mee koffietje doen?’
Alsof het een verplicht nummertje was. Net als voorleesmoeder zijn of luizen pluizen. Dus ik ging een keer mee. Wist ik veel dat ‘even koffietje’ betekende: urenlang lullen over het rapport van je kind, de falende schoolleiding en wie er dit jaar zou meehelpen met het knutselpakket voor kerst. Daarna sloeg ik het aanbod altijd beleefd af. Ik hou van koffie, maar ik was al blij dat het kind veilig was geparkeerd en ik mijn handen vrij had. Voor koffiedrinken had ik geen tijd (lees: geduld). Gevolg: op het schoolplein werd ik die einzelgänger.

Tegenwoordig kun je er niet meer omheen. Het buitenshuis koffietje doen lijkt voor iedereen een standaardritueel te zijn geworden. Keus zat, want op elke straathoek in de stad zit een hippe koffietent, waar iedereen iets bestelt met havermelk. Internationale barista’s veranderen het melkschuim in een bonsaiboompje dat eigenlijk te mooi is om later weer uit te plassen.
Flat whites, latte macchiato’s, babyccino’s, caramel cappuccino’s en de populaire alternatieven – matcha’s en chai lattes – vliegen er over de toonbank. Je zou denken dat de halve economie draait op havermelk.
’s Ochtends als ik naar mijn werk fiets, zie ik die zaakjes bomvol zitten. En ik vraag me af: hoeven die mensen niet te werken? Waar halen ze de tijd vandaan? En waarom zou je zeven euro neertellen voor een beker warme melk met een snufje kaneel?
Toch liet ik me laatst overhalen. Een vriendin, fervent koffiedrinker, zei: ‘Kom nou even mee, lekker koffietje drinken, even bijkletsen. Daarna ben je weer helemaal opgeladen om aan het werk te gaan. Gun jezelf dat moment.’ Dus ik ging. Na het sporten, nog zweterig in sportkleren en met een tandpastavlek op mijn shirt (ontdekte ik later) belandde ik met haar in zo’n minimalistische betonlook-achtige koffiezaak. Aan de tafels en op de bankjes buiten zaten mensen in zorgvuldig samengestelde outfits, met rugzakken van Scandinavische merken, glanzende koptelefoons om hun nek en limited edition sneakers.
Omdat ik in de ochtend geen melk drink, bestelde ik een gewone zwarte koffie.
Dat kennen ze daar niet.
‘Would you like an espresso, double espresso, or Americano?’
Dan maar een Americano. Wat ik kreeg: een waterige bak pleur. Ik voelde me steeds treuriger worden. Eerst omdat de koffie simpelweg niet te drinken was. Daarna omdat ik stonk naar zweet en die tandpastavlek ineens pijnlijk opviel tussen het hipstervolk.
Omdat mijn freelance-minuten ondertussen wegtikten in euro’s. Omdat ik alleen maar mensen zag die alle tijd van de wereld leken te hebben, terwijl in mijn hoofd een ‘moeten-lijstje’ afratelde. En tenslotte omdat ik verlangde naar mijn goedkope koffiecups van de Dirk.
Na één slokje bracht ik mijn kop terug naar de toonbank. ‘Was it not good?’ vroeg de barista, zichtbaar beledigd. Dus ik zat daar, zonder koffie, naast mijn vriendin die genoot van haar chai latte en glunderde: ‘Heerlijk, toch dit?’ Ik bekende dat ik het geen reet aan vond, zo’n koffieritueel. Dat ik liever met haar een wijntje drink aan het begin van de avond, maar dat ik het tenminste had geprobeerd.
Gefrustreerd fietste ik naar huis. Niet omdat de koffie me tegenviel, maar omdat ik stiekem jaloers ben. Op mensen die zichzelf wél dat koffiemoment gunnen.
Mij lukt het niet.
Het beste van LINDA. direct in je mail? Meld je aan voor onze nieuwsbrief.
