Soms denk ik wel eens dat ik zo veel ellende te verstouwen krijg, puur zodat ik columns kan blijven vullen. Nu weeg ik mijn narigheid niet graag tegen dat van een ander af maar mijn portie mag, na al die tegenslag, wel eens aan Fikkie gegeven worden.
Afgezien van hoe ik er zelf mee omga (ik blijf positief), is het bijzonder te merken dat een deel van de directe omgeving mijn kommer en kwel inmiddels best slecht verdragen kan.
Zoals die ene vriendin die ongemerkt zucht als ik haar over de telefoon vertel hoe ik mijn advocaat heb ingezet in een heikele kwestie. Het is dezelfde vriendin die, net als ik, weinig moeite doet om af te spreken, maar daar in elk appje aan refereert. ‘Laten we snel afspreken.’ No hard feelings, want blijkbaar geef ik dat net zo weinig prioriteit als zij. En geef toe: als ik huiver om jou over mijn sores te vertellen, dan is dat toch een duidelijk symptoom van vervagende vriendschap?
Maar het is ook schaamte, merk ik. Dat ik wéér in een korte tijd op het werk bij HR aan moet kloppen met mijn hoge oogdruk, zorgverlof omdat je met je vader naar de geriater gaat, rare bijwerkingen van bètablokkers en heftige problemen met een puber.
Ooit had ik een flinke crush op een man die precies goed reageerde toen mijn geliefde ezel plots stierf, we appten dagelijks. Maar toen nog geen maand later mijn moeder ten val kwam en aan de gevolgen daarvan overleed, nam hij een enorme afstand, juist op een moment dat ik zijn aanwezigheid of troost nodig had. “Ach”, zei mijn beste vriendin, “dat is typisch man. Dan komt het heel dichtbij, of wie weet is het net te veel verdriet om zelf in mee te kunnen gaan.”
Het is onderdeel van de reden dat ik bij velen inmiddels ‘goed’ antwoord als ze vragen hoe het gaat. Niet omdat ik graag lieg of iets verborgen wil houden, maar simpelweg omdat ik niet tegen het gezicht van bekenden kan die slecht kunnen omgaan met mijn ontberingen. Die stiekem hopen dat ik er maar niet over begin, die geen zin hebben om een luisterend oor te zijn, maar zich wél schuldig voelen als ze de vinger niet aan mijn pols houden. Zij die vurig op iets positiefs hopen omdat hun eigen leven ook geen pretje is.
Een andere vriend merkte, een week nadat ik hem had opgebiecht wat er qua advocaat speelde, op: “Ja, ik heb niet op je eerste appjes gereageerd omdat je nog zo in je emotie zat.” Ook daar voelde ik een oordeel in. Het is zijn goed recht om niet te reageren, maar in vriendschap heb je elkaar ook nodig als er veel emoties zijn. Althans, zo werkt het voor mij.
Ik kan me niet voorstellen dat ik me afzijdig houd als dezelfde vriend in een penibele situatie zit en dat ik later reageer met een: “Je zat zo in je emotie dus daarom heb ik even niet gereageerd.” In bittere tijden leer je niet alleen je vrienden kennen, maar ook hoe goed je zelf een vriend voor een ander bent. Of niet.
Om de eer dus aan mezelf te houden, zeg ik bij meer dan de helft van de, overigens altijd goedbedoelde vragen, dat het okay gaat. Mijn ex-schoonmoeder antwoordde altijd: ‘Ik mag niet klagen’ om vervolgens een uur lang te klagen en verdrinken in zelfmedelijden. Daar pas ik voor. Maar als ik je vertel dat ik me oprechte zorgen maak om een dochter, iemand onverwacht de geldkraan heeft dichtgedraaid, de gezondheid van m’n vader rap achteruitgaat en mijn migraine is toegenomen, zeg ik dat niet uit zelfmedelijden maar omdat ik denk dat je écht wil weten hoe het met me gaat. Omdat je daar letterlijk naar vraagt.
Als je dat niet wil horen of andere verwachtingen van mijn antwoord hebt, is mijn advies, vraag het me dan niet. Dan hoef ik jouw gezucht (en afkeer) niet te horen. Want ik heb al genoeg trammelant.
