In de etalage hangt een jurk waar mijn naam op staat. Het heeft een beetje een A-lijn (niet te veel, anders lijk ik zwanger) en een beschaafd decolleté. Ik ken het merk als het zusje van Max Mara, dus niet bepaald goedkoop. Als ik de zware deur van de winkel open, vang ik meteen de kritische blik van een tanige man.
Hij is het gesoigneerde type, inclusief fronsrimpel. Aan z’n energie valt meteen af te lezen: ik lach zelden. “Goedemorgen”, zeg ik. “Goedemorgen.” Hij slaat wat denkbeeldige stof van z’n revers en loopt met een boog langs een kleine tafel.
Echt welkom voel ik me niet. “Kan ik u helpen?” “Nee, zeg ik, licht nerveus. “Ik kijk gewoon rond.” Hij knikt goedkeurend, ik heb zijn toestemming. Ik vind het bijzonder onprettig als iemand meteen bij binnenkomst op je afkomt, zeker in zo’n krappe ruimte als deze.
De hooghartige man scant me, van top tot teen. Het lijdt geen twijfel: ik ben niet zijn gedroomde klant. Alsof ik te min ben deze boetiek te betreden. Ik wil het liefst weglopen maar word er ook dwars van. Het is een winkel, ik mag toch heus wel kijken? De jurk hangt op het tweede rek en is er in mijn maat. Joepie! Als ik hem uit het rek haal, schraapt de heer zijn keel.
“Wellicht ter verduidelijking”, de aardappel zit hoog, blijkbaar, “het zijn Italiaanse maten, reken dus op vier minder. Een 42 is eigenlijk een Europese 36.” “Oh”, zeg ik en probeer tegelijkertijd zijn rekensom na te tellen (het is dan toch zes minder en niet vier?). “Ik vind het ook vrij smal voor 40”, stamel ik. Snel hang ik de jurk terug en loop richting deur. Ben ik gek, of branden zijn ogen in mijn rug? “Dag”, zegt hij licht opgelucht. Zie je wel, die is blij dat ik wegga. “Joe”, zeg ik, en nadat de glazen deur dichtslaat, voeg ik eraan toe: “Tot nooit meer ziens!”
Dit tafereel speelde zich lang geleden af. Met enige regelmaat fiets ik nog door het straatje van de kledingboetiek. Het ligt nu eenmaal op de vaste route in mijn stad, richting Stefano’s koffie (de beste) en de vinylzaak van Hans. Plekken waar ik me wél altijd welkom voel.
Afgelopen week zag ik dé ideale outfit voor een feestje in de etalage van de boetiek. Die wil ik, dacht ik toen ik voor het raam stopte. Die moet ik hebben. Perfecte snit voor mij. Ik wist zeker dat ik ‘m zou rocken. Maar waarom juist hier, de plek waar ik geen voet meer binnen wil zetten?! Ik wil gewoon niet nog zo’n Julia-Roberts-in-Pretty-Woman-moment ervaren. (Al speelde zij een hoer en ben ik een mollige veertiger, maar het effect is hetzelfde.)
Ik kreeg de jurk niet uit het hoofd en dat was, vond ik, een teken. Daarom stopte ik een dag later weer voor het raam. Ineens zag ik hem, in z’n driedelige pak. Hij boog voorover in de krappe etalage om iets van de grond te rapen. Zijn fijngeknepen ogen maakten contact toen hij overeind kwam. Zonder enige controle slaakte ik een gil, sprong op de fiets en racete in een noodvaart naar huis. Nee, ik was niet bang. Ik gunde hem gewoon mijn zuurverdiende geld niet, dat was het.
Online was de jurk slecht te vinden, maar het lukte toch. Na een uur zoeken heb ik ‘m op een Britse site besteld. Vanmiddag werd hij geleverd. Het zat in een prachtige doos, compleet met inpakpapier en strik. ‘Veel plezier van uw aankoop’, stond op het kaartje. Hij zit als gegoten, ik wist het. Het is een L en ‘Made in Italy’. Of een Nederlandse S of M, als ik de heer van de kledingboetiek moet geloven.
