Aafke Romeijn (33) is schrijver, muzikant, vlogger, fervent Twitteraar én schrijft wekelijks een column voor ‘LINDA.nl’. Deze week schrijft ze over haar irritaties in het openbaar vervoer.
De eerste jaren nadat ik mijn eerste (en nog altijd enige, thanks oude Toyota Starlet!) auto kocht, ging ik nergens meer met het openbaar vervoer heen. Boodschapje doen? Auto. Even op bezoek bij een vriendin? Auto. Shoppen in Amsterdam? Zelfs dan: auto. En ja, dat slalommen om wiebelende toeristen op een huurfiets en het parkeren voor tien euro per uur nam ik op de koop toe. Alles liever dan de trein.
Tegenwoordig is dat anders. Ik woon op een steenworp afstand van Utrecht Centraal. Ik ben wel weer een beetje klaar met eeuwig en overal in de file staan. Bovendien: ik moet elke week wel een paar keer in Amsterdam zijn en na achtendertig rondjes op de gracht te hebben gereden om een parkeerplek te zoeken kan ik geen klok- of trapgevel meer zien. En o ja: het is natuurlijk ook nog beter voor het milieu, reizen met de trein. Laten we dat niet vergeten.
Lees ook
Aafke over vegan worden: ‘Ik moest toch even slikken’
En dus zit ik tegenwoordig weer een paar dagen per week tussen de forenzen en studenten. Eigenlijk vind ik het heerlijk. Lekker een boekje lezen, podcast luisteren, beetje uit het raam staren. Eigenlijk is de trein echt het perfecte vervoersmiddel. Ja, op één klein puntje na dan: andere mensen.
Niet dat ik een hekel heb aan andere mensen, dat wil zeggen: niet per definitie, alleen op de een of andere manier lijkt het alsof mensen die met de trein gaan onevenredig ergerlijk gedrag vertonen. Ik snap het wel: je wil toch graag die boterham met salami opeten voordat je bij je werkgever binnenstapt. Of je cracker met pindakaas, of je rijstwafel. De geuren die mensen ongevraagd de coupé in slingeren verrassen me steeds weer.
Lees ook
Carol over de ‘ideale’ billen: ‘Ik heb mijn achterste decennialang verstopt’
Maar mijn grootste verbazing gaat uit naar de gesprekken die ik opvang. Het lijkt soms wel of mensen niet doorhebben dat iedereen kan meeluisteren. Laatst hoorde ik twee meisjes uitgebreid discussiëren of Culemborg nou in Duitsland ligt of niet. Of die keer dat twee medewerkers van een bedrijf die allebei op de afdeling human resources werkten uitgebreid bespraken welke collega’s er ontslagen zouden moeten worden en waarom, en hoe ze dat zouden aanpakken. Ergens heb ik het gevoel dat hun gesprek niet voor mijn oren bestemd is, maar mijn nieuwsgierigheid wint het altijd van mijn ratio.
Als schrijver krijg je vaak een treinkaartje eersteklas vergoed wanneer je naar lezingen reist. Vorige week maakte ik in een eersteklascoupé iets mee wat zelfs voor mij next level was. Een man begon met zijn laptop op schoot een skype-conferentie met collega’s uit andere werelddelen, in steenkolenengels. ‘I wish you very welcome to this meeting’, begon hij. En toen ik acht collega’s ‘hi’ hoorde echoën besefte ik dat hij geen koptelefoon op had. Dat was de eerste keer dat ik uit wanhoop toch maar mijn spullen heb gepakt en een eind verderop ben gaan zitten.