We waren anderhalve week in Frankrijk toen ik mijn Nokia in de kofferbak vond. Hij was nooit echt kwijt geweest, wel vergeten achtergebleven.
Bij de lokale supermarché hadden we net een kreeft – omgedoopt tot Jacques – gekocht voor een avondmaal onder de luifel van onze De Waard tent. Ja, zo zag een kampeervakantie met mijn vader en mijn broer eruit.
Mijn broer tilde Jacques uit de auto en mijn telefoon bleek naast hem te liggen. ‘Oh ja, daar is ‘ie’, zei ik zonder enige emotie. We brachten de kreeft richting het gasstelletje en begonnen aan een kooksessie waar onze campingburen wat vreemd van opkeken. Pas toen ik met een volle maag in de slaapzak lag, besloot ik de Nokia aan te zetten. Eén berichtje herinner ik me nu nog: een vriendin had haar eerste vriendje aan de haak geslagen.
Dat is nogal wat als je vijftien bent, maar ik zat in mijn offline bubbel.
Ik draaide me om en luisterde naar het geruststellende gesnurk in de tent naast me. Op mijn hysterische reactie kon ze nog wel wat langer wachten.
Als tiener vond ik het heerlijk om het klepje van mijn telefoon dicht te klappen alsof ik net een heftige meeting had gehad, maar ik stond erom bekend dat ik nooit opnam of terug sms’te. Ik weet nog steeds niet hoe lang mijn opengebarsten Sony Ericsson al in mijn tas zat voordat ik in het glas greep. Facebook kreeg ik pas toen iedereen inclusief zijn moeder er al jaren op zat, en alleen omdat een studiegenoot mij ongevraagd had aangemeld.
Het moest kennelijk maar eens afgelopen zijn met die tevreden, offline staat van mij.
Ik denk vaak terug aan die momenten wanneer ik mijn smartphone zie als de bron van al het kwaad in mijn leven. Vaak volgt dan een halfbakken poging om meer unplugged te leven. Ik leg mijn telefoon boven op een kast als ik thuiskom, zet tijdsloten op social media apps die ik al snel openbreek.
Eén keer ondernam ik een serieuze poging. Nokia bracht in 2017 een moderne variant van de klassieke 3310 op de markt. Met snake, zonder internet. Ik kocht een knalgeel exemplaar dat ik voortaan in het weekend zou gebruiken. Geen whatsapp, geen Instagram – alleen voor noodgevallen zou ik bereikbaar zijn. En laat ik eerlijk zijn: het was vooral een knullig prachtding.
Op de eerste zaterdag stond ik verdwaasd in het centrum van Amsterdam – mijn eigen stad notabene – op zoek naar een nieuw koffietentje waar ik een afspraak had. Een leven zonder Google Maps bleek niet makkelijk. Ineens herinnerde ik me weer hoe we ooit met een kaart onze vakantiebestemming moesten vinden. Dat ging prima, totdat je de snelweg af moest. Die camping kwam vervolgens pas in zicht na minstens zeventien verkeerde afslagen.
Je raadt het al: de smartphone heeft gewonnen en die leuke gele Nokia ligt al jaren in een vergeten hoek. Google Maps is natuurlijk niet het enige voordeel van de smartphone. Dat apparaat houdt de mensen die fysiek ver weg zijn heerlijk dichtbij. Vriendschappen en familiebanden die anders waren doodgebloed, blijven in leven door FaceTime, appjes en veel memes.
Eén berichtje kan al verbazingwekkend veel doen.
Laatst kreeg ik rond half een ’s nachts nog een appje over een gekneusd hart. Zij zou me op dat tijdstip nooit bellen, en vanuit bed kon ik mijn arm niet om haar heenslaan. Maar – door die verrekte smartphone – toch een beetje.
