Eens per half jaar lunch ik met een vriend die net zo van bijzonder eten houdt als ik. En dan niet bij de plaatselijke bistro, waar overigens niks mis mee is, maar bij een restaurant met een Michelinster.
Dat is de voorwaarde en het is inmiddels traditie. Al is het nu de eerste keer dat ik er foto’s van plaats op Instagram.
Het is een beschaafde lunch, met veel onbekende ingrediënten die ik niet kan onthouden. Mede dankzij het goddelijke Bob-wijnarrangement stappen we na vijf gangen tevreden glimlachend het etablissement uit. Het wordt al donker. In de trein deel ik meteen foto’s van de kunstwerken, want laten we eerlijk zijn: ze waren bijna te mooi om op te eten. Kunst.
Het duurt slechts vijf minuten voordat ik spijt krijg van mijn publieke affectie. ‘Ik begrijp dit niet, Maaike. Het is toch schandalig dat je zoveel geld uitgeeft alleen voor eten, en dan zo te zien ook nog zo weinig.’ Aan Lies de afzender te zien, is dit geen grap of sarcasme. Want ik ken deze vriendin al jaren en haar favoriete onderwerp is geld. Omdat ze het niet breed heeft.
‘Pardon?’, typte ik een antwoord met boze vingers, ‘hoe weet jij hoeveel dit precies gekost heeft? Misschien heeft de ander wel betaald. Bovendien: het was een lunch. Die is heus nog wel te doen in vergelijking met een diner.’
Ik stop en lees mijn tekst. Die laatste zin schrap ik. Want ik hoef mijn lunchkeuze toch helemaal niet te verdedigen?
Qua geld uitgeven heb ik gekkere dingen gedaan: zo heb ik wel eens kromgelegen voor een Mulberry-tas toen ik nog student was. Of twintig euro uitgegeven aan een mini-taartje van patissier Cedric Grolet in Parijs. (Waar ik overigens meer dan een half uur voor in de rij stond). Een ander geeft duizend euro uit aan een nieuwe televisie. Who cares? Dat ik het er niet voor over heb wil niet zeggen dat ik jou er dan op ga aanspreken.
Zoals mijn vader altijd zei: je kunt niet bij de ander in de portemonnee kijken. Dat is meteen ook de enige geldspreuk die ik als kind kende. We waren er thuis gewoon nooit zo mee bezig. En ik besef nu dat zoiets luxe is. We hadden nooit veel geld, maar ook geen tekort, voor zover ik weet.
Ik was niet jaloers op welgestelde mensen. Want ik kende kinderen die in een villa zaten wier ouders jarenlang dezelfde sleetse truien droegen. Of een vader die in een woonwagenkamp woonde, maar altijd de beste kinderfeestjes regelde. Een buurman was oud-chirurg, maar gaf zelden geld uit. Die at nooit buiten de deur en reed in een afgetrapte Saab. De Turkse familie bij wie ik vaak over de vloer kwam had het niet breed, maar ik kon er altijd blijven slapen of mee-eten. In de keuken hadden ze een immense lade vol snoep en chips. Die waren pas écht rijk, dacht ik. Want ik mocht alleen witbrood in het weekend.
Ik hoorde ooit van een therapeut dat er parallellen zijn tussen liefde en geld. Ben je zuinig, spaar je veel en pot je graag op? Dan ben je zeer waarschijnlijk in je relaties behouden en minder vrijgevig. Heb je een gat in de hand en spendeer je vooral veel aan cadeaus voor anderen? Dan zul je veel liefde geven, maar ook soms te veel van jezelf weggeven.
Ik zou het allemaal willen typen, maar uiteindelijk staat er als antwoord slechts één zin: ‘Hoi Lies. Je kunt niet bij de ander in de portemonnee kijken.’
Goed, ik heb net goddelijk gegeten met een vriend die dat ook waardeert. Ik stuur mijn disgenoot foto’s en lieve, dankbare teksten. Net als geld moet ook liefde stromen.
