Columnist Lianne Marije Sanders schrijft over wat ze ziet in het nieuws. Deze week: je kunt geen huis meer kopen zonder hulp van je ouders.
Vanochtend las ik dat ruim vijftig procent van de mensen tussen de 20 en 35 jaar, laten we ze gekscherend ‘millennials’ noemen, twijfelt of ze ooit een huis kunnen kopen. Nou, ik hoef daar niet zo lang over te dubben. Ik weet namelijk zeker van niet.
Lees ook
Steeds vaker financiële steun van ouders nodig bij aankoop eerste huis
Ik snap dat afgunst een heel lelijke eigenschap is, maar wanneer iemand van mijn leeftijd een huis koopt, dan wens ik diegene in gedachten vaak een leven lang haar in zijn doucheputje toe. Van zijn gerenoveerde appartement in Amsterdam-Zuid. Ik zeg wel: ‘Wauw! Heb je foto’s?’, maar meestal denk ik: ‘want daar ga ik dan lekker van die duivel-emoji opplakken’.
Veel jongeren die wél een huis kunnen kopen, veranderen daarna in hypotheekmoraalridders. Ze doen dan uitspraken als: ‘Het is natuurlijk zonde om elke maand geld door de plee te spoelen’ en ‘Tsja, die vastigheid, ik vind het wel lekker. Op de arbeidsmarkt zit je tegenwoordig namelijk ook niet meer safe.’ Het voelt alsof de moraalridder zich door het woeste water der huizenmarkt naar een villa aan de overkant heeft gemanoeuvreerd en ik nog steeds in een stacaravan op de kade sta. Mijn zelfvertrouwen neemt met elke kennis die een huis koopt af.
Ik ben zzp’er en werk nu zo’n 2,5 jaar als journalist. ‘Dat is ook niet echt het beroep waar je tonnen mee gaat binnenslepen, hè.’ Nee, wanneer je een eigen advocatenbureau of winkelketen bezit, ligt dat geloof ik anders, maar als je een artikeltje hier en een columnpje daar tikt, kun je wachten tot je een ons weegt. (Nu heb je ook niet zoveel geld om te eten, dus daar ben je waarschijnlijk sneller dan je denkt.)
Een huis kopen als zzp’er is ellendig. Je moet eerst drie jaar goed geboerd hebben, wil je überhaupt op gesprek mogen komen bij zo’n hypotheekverstrekker en ook dan kun je meestal niet veel meer betalen dan een parkeergarage. Maar ook wanneer ik wél een vaste baan zou hebben, liggen de hypotheken voor huizen waar ik ooit met meer mensen dan alleen mezelf (je moet hoop houden) zou kunnen wonen, niet voor het oprapen. Ik begrijp daarom heel goed dat 56 procent van de jongeren denkt financiële steun van hun ouders nodig te hebben.
Maar mijn ouders kunnen me niet helpen. Mijn moeders spaarpotje is niet groot genoeg om me te financieren en m’n vader verblijft sinds vijf jaar in de hemel. (Daar schijnt het wel goedkoop te zijn, maar de weg ernaartoe is wat minder prettig.) Ik word daar onzeker van. Want ik wil heus ook ooit wat opbouwen, meer stabiliteit en vastigheid. En de komende jaren is een koophuis nou eenmaal niet voor me weggelegd.
Gelukkig zijn er ook voordelen aan millennial zijn. We kunnen namelijk hartstikke goed leven in het nu. En nu, ach, nu ben ik pas 29. Ik kan nog talloze jaren hard werken, een vermogen opbouwen en dan weer verder zien. Want wie weet heb ik over twintig jaar wel dat imperium. Komt er toch zo’n gerenoveerd appartement in Amsterdam-Zuid.
Lianne Marije Sanders (29) is freelance journalist, schreef met twee collega’s het boek ‘Zeik niet zo’ en verwondert zich op Twitter over het dagelijkse leven en haar eigen onhandigheid.

















