Lummelen is gezond en zelfs van levensbelang. Dat bleek uit een ‘Volkskrant’-artikel van afgelopen week. Eerder berichtten wij ook al over het nut van lummelen en niksen.
Columnist Maike zou het ook wel wat meer willen doen.
Het gekke is: ik dacht er supergoed in te zijn. Ik waande me toch wel Koningin der Nutteloos Gekeutel. Gehuld in ranzige joggingbroek uren door het huis scharrelen. O yeah! Daarbij met gemak de aangevroten ontbijttafel negerend om me compleet te verliezen in nutteloze aangelegenheden zoals een boekenkast op kleur zetten, een badkamer uitmesten of per ongeluk plinten poetsen. Echt. Ik kan dat.
Maar -ontdekte ik later- dat is niet zomaar gelummel. Er borrelt altijd een rotklusje onder. Of een naderende deadline, want die lummelen ook zo lekker. Deze ongezonde lummelvariant heet ‘uitstelgedrag’. En wij kennen elkaar. Maar in het artikel doelen hoogleraren en evolutiebiologen op een andere variant, namelijk: lummelen zonder doel, lanterfanten, staren naar het plafond. Heel bewust niks doen omdat dat goed voor je is. En nee, helaas is dit geen rechtvaardiging om te stoppen met dat saaie hardlopen. Want de Nederlandse lijven krijgen meestal al meer rust dan ze nodig hebben. Goed, ik heb ‘m genoteerd: meer bewegen.