Wat ben ik bij dat ik geen 20 meer ben en op jacht moet in het grootstedelijke uitgaansleven. Om in het café of de club een nieuwe liefde te vinden, lijkt anno 2023 haast een onmogelijke taak. Tinder even daar gelaten.
Afgelopen week ging ik met mijn dochter mee naar een fancy Amsterdamse club die haar zoveeljarig bestaan vierde. Members only. En mijn kind is daar een van. Ik had weinig zin, maar ach, een avondje opgedoft en afgestoft feestneuzen, kan ineens leuk uitvallen. Dus in mijn mooiste jurk stapte ik in het feestgedruis en realiseerde me direct dat ik een enorme fout had begaan.
Ik was terechtgekomen in de hel. Ik was zomaar, zonder dat ik het wist, overleden en moest nu voor al mijn zonden ronddolen in deze onderwereld. Ondraaglijke hitte, druk, herrie en als de dokter verandering van lucht had voorgeschreven, was ik hier op het goeie adres. Zwetende mensen die ontzettend hun best hadden gedaan om eruit te zien alsof ze hun best helemaal niet hadden gedaan. Met een bestudeerde nonchalance liep iedereen Heel Belangrijk te zijn.
Daarbij leek het wel een bijeenkomst van lange mannen die ook nog eens op willekeurige plekken zomaar in dansen uitbarstten. Ik moest met mijn 1.65m. tussen de zwaaiende armen naar de bar laveren en proberen een draai om mijn oren te vermijden.
Na in de ene zaal met African R&B en in de andere zaal met deephouse te hebben geneusd, belandden we in een rustiger deel waar we konden zitten. We werden herhaaldelijk aangesproken, vooral mijn dochter, en ik kwam tot merkwaardige observaties. Geen enkele man/jongen vraagt een vrouw/meisje om te dansen en geen enkele man biedt een drankje aan.
Wanneer ik daar een opmerking over maak, kijkt mijn dochter mij schamper aan: “Nee mam, dat doet niemand. Alleen als je echt op een date bent!”
Maar hoe kom je aan een date? Hoe maak je kennis? Hoe weet je dat iemand je leuk vindt?
“Je wisselt je Instagram uit”, verduidelijkt ze. Niet zomaar je telefoonnummer. Dat doe je pas als je een paar keer gedatet hebt en als de relatie is gedefinieerd. Ook dat schijnt te moeten. De relatie definiëren. Want het is allemaal niet vanzelfsprekend wat je met elkaar hebt.
Ik heb medelijden met de jonge singles van nu. Vroeger kreeg je ter kennismaking gewoon wat aangeboden, kon ook via de barkeeper of ober: “Jongedame, die meneer daar op de hoek biedt je wat aan. Wijntje?” Als je ‘die meneer’ leuk vond, accepteerde je, hief je even het glas, voor hem het teken om zich met gezwinde spoed naar je toe te haasten en praatje-poep te houden.
Als hij ronde één doorkwam, wisselde je aan het eind van de avond telefoonnummers uit. Was de conversatie een groot succes, sprak je soms direct af voor een volgende ontmoeting. Dat heette ‘versieren’. Dat deden de mannen/jongens. Heel af en toe bood ik een onbekende man die zomaar aan de bar leuk stond te zijn ook weleens een drankje aan, uit emancipatoire overwegingen. Helaas is dat bijna nooit een succes, een man moet altijd het idee hebben dat het initiatief bij hem ligt. Je kunt hooguit wat aanmoedigende blikken sturen, maar bij zo’n openlijke blijk van interesse, krijgen ze het malle idee dat ze dezelfde avond al mogen neuken.
Na een tijdje had je gewoon verkering. Dat hoefde niet gedefinieerd te worden. Je hoefde niet uit te spreken of je ‘exclusief’ was. Verkering wás exclusief. Ik weet niet beter. Zelfs al vanaf de kleuterschool. Daar werd ik verliefd op Jantje Bast. Een beeldig jongetje met bruin haar dat in de zomer blonde puntjes kreeg.
We zaten ook samen in de eerste klas (tegenwoordig groep drie) van de lagere school en zodra hij kon schrijven, kreeg ik een briefje: “Wil je met mij gaan.” Dat betekende zoveel als bij elkaar thuis spelen, geregeld mee-eten en snoep delen. Natuurlijk speelde hij ook met jongens, maar nooit met andere meisjes. Dat hoefden we zelfs als kinderen niet te definiëren.
Soms ging het uit. Dat was nooit per brief. Dan kwam een van zijn vriendjes naar me toe: “Jan wil niet meer. Hij gaat nu met Elske.” Dan mocht Elske bij hem spelen.
Dat was echter nooit van lange duur, want Jantje en ik hoorden bij elkaar. Al snel kreeg ik dan via via weer een briefje met: “Goedmaken?” De hereniging voltrok zich meestal in het speelkwartier. “Bok, bok, hoeveel oren heb je op je kop?”, hij was dan de bok en ik sprong weer vrolijk op zijn rug.
Zo bleef dat tot ik van het Gooise dorp naar Amsterdam verhuisde en het contact verwaterde. De boerderijen van toen zijn nu yuppenpaleizen en Jantje is Jan en politieagent.
Hoewel de spelregels in daten nu anders zijn, heeft ons bouwjaar – volgens mij – nog steeds dezelfde mentaliteit. Als man koop je een drankje voor een vrouw en verkering doe je met zijn tweeën. Met mijn geliefde was het ook direct duidelijk. Na een paar dates vroeg ik voor alle zekerheid: “Zit je nog op Tinder?” Dat was een duidelijke nee. Toen ik me ooit verwaarloosd voelde en een ‘open relatie’ voorstelde, was het antwoord: “Dan maak ik je af.”* Ook heel duidelijk.
Ik ben blij als in de hippe club het laatste nummer wordt gedraaid en we naar huis kunnen. De heren die in de loop van de avond op hun hurken ‘even’ naast ons kwamen zitten, hadden het vooral en met name over zichzelf en gaven aan het eind van hun wervend monoloog hun Insta. Dat mannen hoofdzakelijk over zichzelf praten is trouwens niet veel anders dan vroeger, moet ik bekennen. Alleen kreeg je er toen tenminste een drankje bij…
*Er is bij ons geen sprake van fysiek geweld. Het ‘afmaken’ betreft de relatie. Niet mijn persoon. Voor alle duidelijkheid.
