Lucas ‘loopt’. En hoe. Een man die moeite doet. Die laat zien dat ‘ie aan je denkt. Dat kan ik enorm waarderen. De ochtend begint steevast met een digitaal hartje, we sturen elkaar muziek die we leuk vinden en ik krijg een filmpje van een vrouw die met een wapperende cape door het bos dwarrelt.
‘Dit ben jij’, zegt hij. ‘Een elf of een heks, ik weet niet. Zou je met mij een keer het bos in willen?’
Ik geef geen antwoord, want ik denk dat hij bedoelt of ik hem een keer tegen een boom wil zetten. Of hij mij. Dus ik stuur alleen een glimlachende emoji, zo van: ‘Leuk idee.’ Meer niet. Daar is hij blij mee. Ik krijg direct een enorm hart terug.
Later op de dag: ‘Ben op de terugweg vanuit Zwolle. Rij bij je langs om je een kusje te geven en dan moet ik direct weer door.’ Paniek. Ik heb mijn gezicht (nog) niet aan en loop in m’n ouwe plunje. Maar om zo’n spontane actie de kop in te drukken zou zonde zijn. Ik geef hem mijn adres.
Een half uur later staat hij voor de deur. Hij zoent me, knuffelt en weg is hij. Hoe schattig. Mijn ego is, nadat Mehmet mij zo rücksichtslos aan de kant zette, weer behoorlijk opgepoetst.
De volgende dag wil Lucas uit eten. Mijn hart slaat een slagje over als ik hem zie zitten, hij is echt drop dead gorgeous. Ongelooflijk dat hij zomaar in het wild rondloopt. Hij heeft een tafel bedacht waarbij we naast elkaar kunnen zitten. Tegenover elkaar vindt hij ongezellig.
‘Ik wil je wat vragen’, zegt hij serieus. ‘Volgende week hebben we een bedrijfsborrel en ik wil dat je meegaat.’
Ik schrik daar eigenlijk een beetje van. ‘Waarom?’ vraag ik. We kennen elkaar nog zo kort.
‘Lijkt me fantastisch om met jou binnen te komen. Dat iedereen ziet dat je bij mij hoort. Ik heb al een paar mensen over je verteld.’
Hier word ik nerveus van. Ik krijg prestatievrees. Hij heeft misschien vlinders in zijn buik, ik niet. Zelfs niet als hij me zoent. Er fladdert niets. Nergens. Nog niet tenminste. Ik hoop dat het komt. Dan ben ik in mijn hoofd voorgoed van Mehmet af en in veel opzichten is Lucas alles wat een vrouw kan wensen. En toch… ik krijg er geen natte sokken van.
Maar een bedrijfsfeestje, daar ben ik dol op. De foute muziek, het onhandige gehos, er wordt vaak teveel gedronken. Je kunt zien wie met een rumboon teveel op dit feestje als uitstekende gelegenheid ziet de baas eens even te vertellen hoe het allemaal beter kan. Wie een clandestiene verhouding heeft met wie, en wie er samen met een aangeschoten collega voortijdig vertrekt om de feestvreugde elders op de achterbank van de leaseauto voort te zetten. Heerlijk.
Ik zeg dat ik er even over wil denken.
Twee dagen later belt hij ‘s morgens: ‘Ik ben veel eerder terug van een afspraak, zal ik koffie bij je komen drinken?’
Hij mag wat mij betreft langskomen en voor het eerst ook binnen. Met de disclaimer dat mijn dochter in ons kantoortje zit te werken en de klusjesman er is. Dus een tête-a-tête zit er niet.
Geen probleem.
Het is gezellig. Hij is onderhoudend met mijn dochter die er even bij is komen zitten, de klusjesman drinkt ook in zijn pauze mee en na anderhalf uur loop ik met Lucas naar zijn auto. Hij zoent me bozig bij het afscheid. Ik voel dat er iets is.
Zijn appjes zijn tamelijk kortaf , maar op de vraag of hem iets dwars zit, antwoordt hij ontkennend.
Twee dagen later zien we elkaar in zijn favoriete restaurant.
‘Nou vertel op’, zeg ik.
Hij draait er een beetje omheen en dan komt het hoge woord er schokschouderend uit. ‘Ik zag je van de week met je dochter… en ik… ik was gewoon jaloers.’
‘Op wie?’ vraag ik stomverbaasd.
‘Op je dochter. Op de band die jullie met elkaar hebben. Je voelt direct hoe close jullie zijn. Hoe je naar haar kijkt. Ik wil dat je ook zo naar mij kijkt.’
Ik weet even niet wat ik moet zeggen, maar wat ik wel weet is dat er twee dingen absolute dealbreakers zijn. Jaloers zijn op mijn dochter is er een van. De tweede is als je op een bepaalde manier naar haar kijkt. Ooit zei een man naar aanleiding van mijn profielfoto op WhatsApp: ‘Lekker ding hoor, jouw dochter.’ Dat was voor mij een onmiddellijke exit. Zo ook de uitspraak van Lucas. Je mag overal jaloers op zijn, maar niet op mijn kind.
Ik pak zijn hand en zeg: ‘Schat, dit gaat ‘m niet worden. Ik vind je lief en leuk, maar hier kan ik niet mee omgaan.’ Hij sputtert, heeft spijt, het is omdat hij zo graag meer wil. Voor mij is er echter geen discussie mogelijk. Ik geef hem een zoen op zijn voorhoofd en vertrek.
In de auto bel ik mijn vriendin. ‘Wat een kleuter’, zegt ze.
‘Ik vraag me oprecht af of er überhaupt nog wel normale mannen bestaan,’ verzucht ik.
‘Geen idee’, antwoordt ze. ‘Maar als ik er een tegenkom zal ik je bellen.’
