Na de schoolvakanties is het altijd raak: luizen. Columnist Maike houdt even wijselijk haar mond, maar ziet intussen wel iets raars in het luizenbeleid.
Iemand hier nog vragen over luizen?
Na de schoolvakanties is het altijd raak: luizen. Columnist Maike houdt even wijselijk haar mond, maar ziet intussen wel iets raars in het luizenbeleid.
Iemand hier nog vragen over luizen?
Afgelopen weken werd ik namelijk specialist in luizen-aangelegenheden. Jazeker. Dat had zomaar kunnen leiden tot een veelbelovende carrière, maar helaas; ik heb een spreekverbod aan m’n kont hangen. Op last van de kinderen ga ik niet in op deze specifieke kwestie. En beloofd is beloofd. Hoewel het me net zo leuk had geleken, met matching achternaam en alles. Maar ze zijn onverbiddelijk, alle zeven. En als het moet, knikkeren ze me zo uit de (stief)moederlijke macht.
Ik weet nu alles over luizen, neten en kammen. Maar dus ook over schaamte, meldplicht en vooroordelen. Verdomde interessant. Conclusie: een hardnekkig taboe, die luizenkwestie. Er is nog een wereld te winnen, maar niet door mij. Althans, niet nu. Ik hou me aan m’n afspraak.
Maar ik ben er wel ingedoken en dat was nodig. Ik was – blijkt nu – zo naïef als de neten, terwijl ik toch al zo’n slordige vijftien jaar aanmoeder. Maar inmiddels heb ik alles gelezen wat los en vast zit. Zelfs het internet heb ik uit. Er is nog één dingetje dat ik nog niet zo goed begrijp: de besmetting.
Eens in de zoveel tijd wordt het protocol herzien. Logisch: onderzoek maakt ons wijzer. Voorheen moesten we complete garderobes heet wassen, huizen ontsmetten en knuffels in de diepvries mikken. Dat hoeft niet meer. Er is onvoldoende bewijs dat je zo een besmetting kunt voorkomen. Hetzelfde verhaal voor de luizencapes. Maar hoe werkt die besmetting dan wél?
Heel simpel: ze wandelen van hoofd naar hoofd, zo lees ik overal. Alle andere manieren gaan over boord. Niet via kragen van jassen, niet op de bank, niet in bed en niet zomaar spontaan op een kinderfeestje. Geen paniek, luizen kunnen niet vliegen of springen. Alleen maar lopen en klimmen. Bovendien overleven ze alleen maar op jouw kop (maar liever die van een ander).
Op de site van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) staat het volgende: ‘Luizen kunnen eigenlijk alleen goed bewegen op haar. Zij hebben hiervoor speciaal ontwikkelde klauwtjes. Als twee mensen dicht bij elkaar zijn, kunnen luizen van het ene naar het andere hoofd lopen..’ (en de twee onheilspellende puntjes achter deze belangrijke zin, zijn niet van mij).
Het kan aan mij liggen, maar ’dicht bij elkaar’ vind ik dus een te vaag begrip. Alleen als de haren elkaar raken, is er besmettingsgevaar. Toch? En dan vraag ik me af: wanneer hebben mensen echt ‘haarcontact’ van behoorlijk wat seconden? Waarin Luismans ongenodigd kan oversteken naar zijn nieuwe ‘gastheer’?
Natuurlijk kunnen haren elkaar raken met knuffelen of tijdens het spelen. En dan zal er best eens een luis zijn, die op dat moment startklaar zit op exact de goeie plek. Dat geloof ik. Maar een deel zal toch ook gewoon vallen tijdens die trapeze act naar de beoogde gastheer? Dat ze ‘m, zeg maar, op een haar na missen. Zo’n ‘succesvolle’ besmetting lijkt bijna net zo’n grote toevalstreffer als de bevruchting van een eicel. Het is van zoveel factoren afhankelijk en dat is precies mijn punt. Ik geloof niet dat we erin worden geluisd, maar dit kan toch niet alles zijn? Geloven we echt dat ‘haarcontact’ de enige reden is van luizenuitbraken, -plagen en zelfs -epidemieën?
We doen het er maar mee, totdat het volgende onderzoek uitwijst dat er ook andere redenen zijn. Die parasieten zijn ons gewoon te slim af. Ik zeg: chippen, die vuile neten! Tracken met gps en alles vastleggen. Ergens bekruipt mij het gevoel dat we iets over het hoofd zien. Dan krab ik me toch echt achter m’n oren.