Leon Verdonschot legt voor LINDA.nl wekelijks BN’ers het vuur na aan de schenen. Deze week is acteur Victor Löw (59) aan de beurt.
In je nieuwe film ‘De Openbaring’ trekt een man in coronatijd in bij zijn alleenstaande moeder. Hij gaat met haar in quarantaine en is zó bang dat ze het virus krijgt, dat hij de grip op de realiteit steeds meer kwijtraakt. Sloeg je meteen aan op het idee van de film?
“De film heeft een voorgeschiedenis van maar liefst zestien jaar. Maar toen ik zelf in een inrichting terechtkwam begreep ik ineens hoe het is als de wereld veel te groot voor je is, en alle energie van iedereen en alles om je heen ongefilterd bij je binnenkomt, dwars door je heen, zonder dat je nog bij machte bent dat te kaderen. En hoe bang je dat maakt. Het idee begon ooit als een man die godsdienstwaanzinnig werd, maar ineens zag ik het licht en dacht ik: nee, het moet zich afspelen in 2020, in de coronatijd!”
De film gaat draaien in een aantal zalen, maar is ook te zien via een enorme lijst diensten, onder meer Amazon, Google, iTunes, Pathé Thuis, Picl, KPN en Ziggo. Dat is wel veranderd sinds jij acteur werd; dat films en series nu vergezeld gaan van een lijstje aanbieders.
“Ik las een tijd geleden een uitgebreid verhaal over de totstandkoming van The Irishman, de laatste grote film van Martin Scorsese. Een heel dure film om te maken, omdat ze de grote acteurs erin dertig jaar jonger moesten maken. Die film heeft heel even in de bioscoop gedraaid, maar alleen maar om mee te dingen naar de Oscars, zodat Netflix kon adverteren met die nominaties om abonnees te werven, want daar zit het verdienmodel in van die film, niet in de opbrengen aan de box office. In dat verhaal zei Scorsese, die al een halve eeuw of zo films maakt: ‘It’s a whole new ballgame out there.’ Dat is ook wel mijn gevoel, ja.”
Hoe ben jij de quarantaines zélf doorgekomen?
“Ik heb die twee grote lockdowns gebruikt om te genezen. In die zin is het voor mij zelf een zegen geweest, anders was ik toch blijven werken en was mijn toestand blijven slepen. Maar het blijft een rare zaak om van een afstand te zien dat je hele vak opeens wordt afgesneden; met cultuur stonden we helemaal onderaan, nog onder de horeca.”
Waar selecteer jij je rollen op?
“De eerste reflectie is: kan ik dit spelen? Kan ik ergens een deurtje vinden? Zijn alle stappen die tot de ontknoping leiden er, en kan ik die spelen? En als ze er niet zijn, kan ik ze dan máken als acteur? Ik kijk in die zin louter praktisch, ook los van mijn eigen smaak. Ik moet nu opeens denken aan Spangen, waar ik in zat met Linda de Mol en Monique van de Ven. Het was Linda’s eerste acteerervaring, nog voor Gooische Vrouwen. Ik vergeet nooit dat ik op de gang een zin stond te oefenen die heel moeilijk geschreven was. In politieseries gaat het altijd om informatie, dus heel vaak zijn de teksten puzzelstukjes die hardop uitgesproken moeten worden. Ik moest in één lange zin allerlei informatie op en rij zetten, in zo’n ingewikkelde zin vol bijzinnen. Ik dacht: ik laat me niet kennen, ze zullen niet merken dat het onnatuurlijk is, ik ga het zo oefenen dat het lijkt of het normaal is. Linda de Mol kwam langslopen, keek over mijn schouders en zei: ‘Dat moet je helemaal niet zeggen joh, dat begrijpen mensen niet.’ Haha! Dat was een goede les. Als getrainde acteur is je eerste reflex: kan ik dit spelen of niet? En zo niet, dan ga ik net zo lang oefenen tot het lukt. Terwijl je inderdaad soms beter kan zeggen: dit ga ik zo helemaal niet zeggen.”
Je bent in de promotie rond ‘De Openbaring’ openhartig over je mentale problemen van de afgelopen jaren. Heb je schaamte moeten overwinnen, of is die er nooit geweest?
“Dit is een heel belangrijke vraag. Toen ik in de inrichting zat, in het voortraject ernaartoe en tijdens een deel van de nasleep was er sprake van een heel grote schaamte. Ik heb begrepen dat dat met geestesziekten een groot item is. Helemaal logisch is dat niet: álles aan ons leeft en kan een mankement krijgen, waarom dan onze hersenen, onze geest niet? Maar daar komt bij dat we in zo’n geval totaal niet meer kunnen deelnemen aan het sociale verkeer, waardoor de allerdiepste angst naar boven komt: er helemaal alleen voor staan. Een van mijn ziekteverschijnselen was dan ook een angststoornis. Ik praat er nu over, omdat het ook een relatie heeft met de film. Er zomaar over praten zie ik niet zitten, er moet een reden zijn, een verband.”
Was het een soort opluchting uiteindelijk een diagnose te krijgen, zodat je die termen kon gebruiken, in plaats van iedereen een heel verhaal te moeten vertellen over je toestand?
“Heel juist. Als je zegt, zoals in mijn geval ‘melancholische depressie, angststoornis, dwangneuroses en schuldwaan’, dan is de reactie: oké, dat is best wel erg. En ja, dat klopt.”
Je had ook een soort bizarre en nare variant op een suis in je oren: je hoorde af en toe muziekoptredens die er niet waren.
“Ja, dat was een bijwerking van de medicatie en stress. Van eentje, met muziek uit de roaring twenties, werd ik nog wel vrolijk, al raakte ik in paniek omdat ik ‘m niet kon uitzetten. Maar er was er één, met een heel laag zingend mannenkoor. Dat was echt, echt afgrijselijk. Die zware bassen: ik vond het verschrikkelijk. Ik kon wel horen dat ze naar een einde toezongen, maar dan begonnen ze weer! Ook hier is een term voor, leerde ik later: auditieve hallucinatie.”
Lijkt het ergens op?
“Fantoompijn is ook een vorm van hallucinatie, een bekendere, en dit is dus een andere vorm van iets waarnemen dat er niet is. Ja, Hamlet zei het al: ‘There are more things in heaven and earth, Horatio, than are dreamt of in your philosophy.’”
Hebben al deze ervaringen je veranderd als acteur, denk je?
“Mede door de dreun die ik heb gehad en de medicatie is het alsof het me niet eens meer lúkt om alleen nog maar virtuoos te zijn, gas te geven. Na het derde woord denk ik nu al: wat zég ik nu eigenlijk? Daardoor is de virtuositeit er voor een deel uit, denk ik, maar het wordt wel échter. De bullshit is eraf. ‘Ik zal het zo zeggen dat het indruk maakt, zodat mensen denken: nou, nou, wat een acteur is dat, zeg!’ Dat is weg. Een groter besef van menselijke kwetsbaarheid is ervoor in de plaats gekomen. En dat is zeer welkom. Alsof ik een klap voor mijn kop heb gehad. Wat ook zo is.”
Foto: Bob Bronshoff