Een toxic relatie, de meeste van ons hebben er ooit een gehad of kennen iemand die er middenin zit. Ik ken het, zelfs uit meerdere relaties. Vreselijk.
En het vervelende is dat het altijd even duurt voordat je het in de gaten hebt. Tegen de tijd dat je het doorhebt, zit je er zo ver in dat loskomen moeilijk is.
Je wordt er doodmoe van. Je weet nooit wat je kunt verwachten. Zo is het leuk en zo slaat de stemming om, dus je loopt altijd met geknepen billen. Als er wat verkeerd gaat, is het a priori jouw schuld. Je hebt je vergist, het verkeerd begrepen of hij heeft het helemaal niet zo gezegd.
Een toxic trait, een giftige eigenschap, komt in alle vormen; negativiteit, oordelend, altijd in de slachtofferrol kruipen of juist victim blaming. Het is altijd jouw schuld en je betrapt jezelf erop dat je jezelf constant verontschuldigt.
De eerste liefde met wie ik samenwoonde was gezellig en hield van dunne, blonde vrouwen. Ik was blond en slank, niet dun. Ik was 1.70 en 62 kilo dus echt niet dik, maar hij had altijd commentaar op mijn lichaam. Geregeld liet hij me voor de lange spiegel staan, stond dan achter me en legde zijn armen verticaal langs mijn lichaam en zei: “Kijk, zó dun moet je zijn!” Ik, jong en bevattelijk, lijnde me een versuffing. Pillen uit België, druppels uit Duitsland, hele slavelden at ik leeg, maar mijn bouw is curvy, dus de rondingen van mijn heupen en dijen gingen er maar niet af.
Ik durfde amper te eten waar hij bij was. Met als gevolg dat als ik alleen was, ik stiekem vrat. Een doos slagroomsoesjes die ik in één keer naar binnen propte en de verpakking onder in de vuilnisbak verstopte, of een tompoes stiekem in een portiek voordat ik thuiskwam. Mijn toch al labiele relatie met voedsel groeide uit tot een eetstoornis. Na vijf jaar was ik weer vrijgezel en door de destructieve kritiek, zat ik maandelijks bij de psycholoog om mij van mijn vreetbuien, uithongeren en laxeerpillen te verlossen. Toxic.
Soms weet de ‘dader’ dondersgoed wat hij doet en soms heeft hij geen idee. Maar één ding heeft hij in beide gevallen en dat is: altijd gelijk. Zoals een ander vriendje die geen idee had hoe toxic hij was. Ik had het gelukkig wel snel door. Mijn eerste liefde bleek een goede leerschool. Met deze nieuwe verovering ging ik al pril in de romance een midweek weg.
Ik had mezelf geen betere dienst kunnen bewijzen. Hij bleek overal en op alles wat te hebben. Omdat hij vooraf aan elke zin “schat”, zei, viel het echter niet zo op. Maar of het nu ging waar ik mijn handdoek ophing of dat hij vroeg of ik mijn föhn wilde opruimen terwijl ik er nog mee bezig was ‘voordat je het vergeet’, hij kon zijn mond niet houden. Als we uit eten gingen en ik kreeg een verkeerde bestelling: “O schat, dat is toch ook lekker. Eet maar gewoon op.” “Schat, kun je wat sneller lopen?”, “Schat, niet die hond aaien.”
Zo ging het de hele dag door. Bij alles dacht ik na hoe ik iets zou moeten doen om zijn commentaren te vermijden. Toen we op dag vier van ons verblijf naar een restaurant gingen en hij terloops opmerkte: “Schat, je kunt beter die andere schoenen aantrekken”, ontplofte ik. Hij was helemaal beteuterd.
Hij begreep er niets van, ondanks dat ik hem eindeloos uitlegde dat hij me gek maakte, me niet kon laten en me onzeker maakte. Want dat is wat er gebeurt. Een toxic relatie versterkt je niet, maar verzwakt je. Je voelt je niet gerespecteerd, begrepen of gevalideerd en het zuigt je leeg. En in plaats van enige zelfreflectie, was zijn enige verweer: “Ja maar jíj…!” Nog voor het weekend was de relatie verleden tijd.
Toxic traits, heet het zo mooi op zijn Engels; giftige eigenschappen. Egoïsme, controlerend, liegen, gaslighting, vernederen, manipuleren, doodzwijgen en negeren. Om maar eens een paar van die eigenschappen te noemen. Mijn geliefde kan het laatste heel goed, negeren. Mij wel te verstaan.
Ik ga daar zo slecht op. Zo passief agressief. Ik probeer het weleens, maar ik kan het niet. Ik ben te vergeetachtig om lang kwaad te zijn en te zwijgen. Zodra er wat gebeurt, wil ik dat vertellen, als ik iets wil doen, wil ik overleggen. Eigenlijk ben ik één groot wandelend overlegorgaan. Ik deel alles met hem. Samen spelen, samen delen is mijn credo.
Niet dat ik geen toxic traits heb. Jaloezie is de mijne. Ik let er op, ik probeer me te beheersen, maar soms schiet het als een onbeheersbare brainfart uit mijn mond. “Als je zo leuk met haar kunt praten, ga je toch lekker met haar het weekend weg!” Ik geef echter onmiddellijk toe dat het jaloezie is en dat haalt de angel eruit.
Het negeren gebeurt ook bijna niet meer, want ik benoem het en leg uit hoe ruk ik me daarbij voel. En als je van iemand houdt, wil je toch niet dat iemand zich kut voelt? Integendeel!
Niet dat we nooit ruzie hebben, maar we gaan nooit boos slapen c.q. elkaar negeren tot de volgende dag. Niemand loopt op eieren, we vinden elkaar oprecht leuk gezelschap. Ik eet waar hij bij is, ook slagroomsoesjes.
