Leon Verdonschot legt voor LINDA.nl wekelijks het vuur na aan de schenen. Deze week is zangeres en schrijver Aafke Romeijn (35) aan de beurt, op dit moment in de bestsellerlijsten met haar boek over depressies. Over vrienden, intens genieten en Belgen.
In het begin van je nieuwe boek Ga gewoon wat leuks doen, over leven met depressie, schrijf je dat twintig procent van de Nederlanders last krijgt van depressie. Zelf heb je er ‘een stuk of tien’ gehad. Ben je de tel kwijtgeraakt?
“Vooral in het begin heb ik ze niet geteld. Toen ik meer zicht kreeg op mijn ziekte, zag ik patronen: het gaat meestal heel goed, en opeens gaat het verkeerd. Maar zeker in de puberteit is de situatie sowieso nogal chaotisch. Dan ga je door zo veel hormonale shit heen, en ruzies met vriendinnen, en al die andere dingen die even heftig zijn. Ik denk dat ik de laatste tien jaar wél een helder beeld ervan heb.”
Als depressies mensen in je leven waren, op wie lijken ze dan? Gebrouilleerde vrienden, moeilijke exen, vijanden?
“Het zijn een soort heel gekke sekteleiders, die je wijs weten te maken dat zij als enige het juiste wereldbeeld aan je presenteren. En dat wereldbeeld is pikzwart. Maar je bent op de een of andere manier die sekte binnengeleid, dus je begint er toch in te geloven. En de sekteleider is heel krachtig en vooral verschrikkelijk, maar heeft toch ook een paar goede eigenschappen, in de zin van: omdat je met hem leert om te gaan, heb je sommige skills die andere mensen niet hebben.”
Je noemt dan ook een rijtje dingen die depressies je gebrácht hebben, en naast legaal high worden van de medicatie is dat ook: wijsheid. Welke?
“Je ziet opeens een heleboel aspecten van je eigen menszijn, die andere mensen niet zien, of waar ze bang voor zijn. Wat ik begrijp, het is niet zo dat ik niét bang voor die kant, maar ik kén hem wel heel goed nu. En je hoort wel eens van mensen die een bijna-doodervaring hebben gehad dat ze daarna veel intenser leven, omdat ze een scherp bewustzijn hebben gekregen van eindigheid, en dat ervaar ik zelf ook. Als het wel goed met me gaat, geniet ik daar heel intens van.”
De term ‘depressie’ wordt vaak best lichtvoetig gebruikt: veel mensen voel zich een dag ‘depri’ of vinden sommige films of muziek ‘depressief’. Hoe vervelend vind je dat?
“Mij maakt het persoonlijk helemaal niks uit, maar ik weet dat er mensen zijn die er wel aanstoot aan nemen, omdat ze het woord willen kunnen gebruiken zodat dan ook duidelijk is wat ze bedoelen, en dat het niet zomaar iets is. Een depressie heeft sowieso vele vormen: sommige mensen voelen niks meer, anderen ervaren net als ik vele angsten. Sommigen kunnen er een dag inschieten, anderen zitten er net als ik meteen een jaar in. Dus het is al een heel divers ziektebeeld. In die zin is het niet zo raar dat het woord in een algemene zin is opgenomen in onze taal. Ik hou heel erg van taal en de beweeglijkheid ervan, dus ik kan het alleen maar toejuichen dat het woord is genormaliseerd.”
Op een gegeven moment in je boek komt de zin ‘Hoi, ik ben Aafke’ langs. Ik moest denken aan de AA. Bestaat er ook een soort AD, voor mensen met een depressie?
“Nee, niet dat ik weet. Zou wel leuk zijn, eigenlijk – haha! Je hebt natuurlijk wel groepstherapie en daar heb ik ook ervaring mee, maar ik denk dat praten met lotgenoten wel kan helpen. Het is ergens fijn om te weten dat je niet gek bent, en dat je ook geen zeldzame ziekte hebt. Maar als je eenmaal zelf in een depressie zit, heb je daar allemaal niks meer aan. Dan wil je daar gewoon uit. Bovendien denk je dan van andere mensen met een depressie: maar je hebt het niet zo erg als ik.”
Je bent erg kritisch op verzekeraars, die graag een behandeling willen met een duidelijk eindpunt, wat nu juist heel lastig is bij deze ziekte. Zou meer kennis daarvan helpen?
“Het zou vooral helpen als de hele zorg uit het kapitalistisch systeem wordt getrokken. Aan psychiatrische patiënten ga je nooit geld verdienen, dat wordt nooit leuk winstgevend. Ze onttrekken zich aan ieder winstgevend systeem waar je ze in probeert te gieten. En je ziet de gevolgen: van wachtlijsten van jaren tot jeugdzorg die volledig vastloopt.”
Je hebt ook een lijstje van dingen die depressies je hebben áfgepakt. Waaronder: vrienden die er niet mee konden omgaan. Waren dat wel echte vrienden dan?
“Mensen zijn ook bang, dat is niet altijd onwil. Sommige mensen zijn fundamenteel bang om te zien hoe iemand lijdt. En dat kan vriendschappen wel echt laten uitdoven, maar dat wil niet zeggen dat die vriendschap niet waardevol is.”
Toen je jonger was, schrijf je in je boek, deed je niets liever dan ‘feesten, dronken worden en de hele dag slapen of werken’. Op zich knap, dat je na feesten en dronken worden desondanks een hele dag kon werken.
“Ik werkte in die tijd best wel hard, maar ik sliep veel minder, alleen af en toe een hele dag. De uitkomst was dat ik weliswaar veel dingen maakte, maar er zit nu veel meer geduld achter de dingen die ik doe, en veel meer structuur. Ik ben wel verbaasd over het tempo waar ik toen in ging, dat is echt bizar. Als ik nu drink, en dat gaat dan om twee biertjes, kan ik de dag erna al niks meer, haha. Uitgaan tot vijf en dan om negen uur weer in de collegebanken: ik weet niet hoe, maar blijkbaar ging dat. Ik wíl me er ook niets meer bij kunnen voorstellen: ik ben daar klaar mee, ik wil mijn tijd nuttig besteden.”
Je bent inmiddels doorgebroken in België, waar je hits scoort en een enorme tour gaat doen. Dat heeft even geduurd.
“Van mijn kant kwam de liefde al veel langer, maar het duurde even voordat het wederzijds was. Het is een droom voor me, want ik luister al sinds de middelbare school heel veel naar muziek uit België. Maar het is een beetje een gesloten bolwerk, dus het was moeilijk om er tussen te komen. Het helpt wel dat ik met een Belg ben getrouwd.”
Dat heb je ook om die reden gedaan?
“Sowieso (lacht). Maar ik heb wel altijd een beetje een zwak gehad voor Belgische mensen, dat is echt zo.”
Foto: Bob Bronshoff
