Mijn eerste, zeer bescheiden ‘grote mensen’-loonstrookje voelde als een goudstaaf. Ik wist absoluut zeker dat ik ‘al dat geld’ niet kon uitgeven.
Even voelde ik mij schathemeltjerijk, maar het leven past zich snel aan het loonstrookje aan. Je huur stijgt – alles stijgt – en ook je uitgavepatroon verandert. Van milde Zaanse Hoeve stap je over naar een blok Parmezaan.
Welvaart, hoe beperkt die ook mag zijn, went snel.
Door de inflatie merken velen hoe lastig het is om een versnelling – of twee, drie – terug te schakelen. Soms zijn dat luxe-ongemakken, zoals wanneer je de restaurants en de Parmezaan aan je voorbij laat gaan. Voor steeds meer mensen betekent dit dat ze komende winter in zestien graden zitten.
Wie voor een baas werkt, ziet ook een flinke hap loon naar de staatskas verdwijnen. “Doen we graag voor volk en vaderland”, grappen ik en een vriendin graag. Het is tenslotte voor (sociale) voorzieningen waar we allemaal wat aan hebben. Of, de kern van solidariteit: zodat een ánder overeind blijft.
Niet alleen voor jezelf leven – dat is waar een samenleving om draait.
Wel voel je je misschien een tikkie gebruikt als je aan de rijkste één procent denkt. Zij zijn veel minder aan belasting kwijt dan jij en ik. Als je alle indirecte belastingen meeneemt, blijkt in dit land de volgende vuistregel te gelden: hoe lager je inkomen, hoe meer je relatief gezien aan belastingen betaalt.
Terwijl vluchtelingen niet eens een onderdak gegund wordt, blijven de extreem rijken ondertussen hoog en droog op hun voetstuk. We behandelen Elon Musk en de (zogenaamde) ‘selfmade’ ondernemers die nog ver onder hem staan als ‘hemelbestormers’ en ultieme voorbeelden. Zien we hen op Instagram privéjets in- en uitstappen, dromen we van eenzelfde levensstijl.
Begrijp me goed: ik heb niets tegen de minder belachelijke vormen van rijkdom. Mensen hebben tenslotte een ladder nodig om te kunnen beklimmen. Maar de kans op vooruitgang wordt voor mensen zonder bezit een steeds oneerlijkere klus. Ik zeg het dus nog maar een keer, in de geest van Volkskrant-columnist Sander Schimmelpenninck: terwijl vermogenden ‘slapend rijk’ worden door dingen te bezitten, loont werken nu veel te weinig.
Voor belastingontwijking heb je verder geen groot brein nodig: je kunt je vermogen à la Sywert in een commanditaire vennootschap stoppen, en een ondernemer die belastingaangifte doet kan het spaarpotje ongestraft in ‘pretbox 2′ verbergen. Door al deze praktijken moeten werkenden straks nóg meer belasting gaan betalen, waarschuwden ambtenaren al in 2020.
Vermogenden moeten eerlijker bijdragen aan de samenleving. Ik vind dat ze dat zelfs moeten willen, omdat al dat ontwijkende gedrag nogal treurig is. Maar begin je over hogere of strengere belastingen voor de rijken, roept onze premier graag dat ze al genoeg betalen. Ook is er altijd wel iemand die joelt dat ‘al het talent’ straks het land verlaat. Moeten ze lekker doen. Wie alleen aan zichzelf denkt en zo min mogelijk wil bijdragen, kunnen we prima missen.
“Klopt, maar hier stemmen mensen op”, zegt een vriendin wijs als ik over dit onderwerp tekeer ga. Toch lijkt er inmiddels wetgeving in zicht waardoor niet het fictieve, maar het werkelijke rendement uit vermogen belast wordt. De rijken zullen volgens experts moeten inleveren terwijl de klap voor kleine spaarders en huizenbezitters beperkt blijft. En laten we eerlijk zijn: hun belastingvoordeel tegenover huurders mag ook best wat kleiner worden.
Wie zich tegen of voor die tijd tóch tekortgedaan voelt, adviseer ik om wat vaker naar boven, in plaats van naar beneden te wijzen.
