Het is laagwater in Bretagne en ik ben net een krappe elf uur dertig. De zee loopt met vlotte schreden de baai uit, en ik kijk toe hoe een vriendin oester- en sint-jakobsschelpen van de open zeebodem afplukt.
Deze dagelijkse spoeling is een zegen voor al het lekkers wat uit de zee komt – mosselen, oesters – en laat zien wat onderwater verborgen blijft.
Venusschelpen met een paarse gloed, de minieme sporen van zeediertjes die zich snel met het laatste water ingraven. Een meeuw die nét te laat is.
Aan de horizon zoek ik de Mont Saint-Michel: een rotsachtig ‘getijden-eiland’ met een bombastische, middeleeuwse abdij. Wat de enorme baai eromheen uniek maakt, is dat het water met eb tot wel veertien meter terugzakt. Dat zijn zeven boomlange basketbalspelers bovenop elkaar.
Een flinke gedaanteverwisseling dus, elke dag weer.
Terwijl mijn strandjutter een stipje wordt, vraag ik me af waarom ik mijn nieuwe leeftijd bijna de strot niet uitkrijg. Dertig. Ik vind het blijkbaar moeilijk om geen twintiger meer te zijn.
Is dat treurig?
Meestal werkt deze bekentenis op de lachspieren. ‘Dertig is hartstikke jong!’, klinkt het en ze hebben gelijk. Mijn vader bleef toen hij de veertig passeerde nog een tijdje 37, wat ik nogal onzinnig vond. Met z’n tweeën op een bank slapen en pasta pesto als voedselgroep: ooit spoelt het weg uit je leven.
Hoe oud je bent, maakt niet uit.
Maar hoewel leeftijd ‘slechts’ een getal is, geldt dat niet voor dertigjarigen met een baarmoeder. Dan begint er van alles te tikken – bij jezelf, of anderen die je liefhebt. Zo is dochter van een vriendin al bijna klaar voor haar eerste stapjes. Dat is een magisch gebeuren, waarvan ik snippers mag meemaken.
Bij mij tikt alleen niets – mijn dromen gingen nooit over kinderen. Ik wilde schrijven in cafés, wonen in wereldsteden en een barista die mijn naam kent.
Nooit heb ik ermee gezeten dat ik geen oerdrang tot baby’s voel. Maar zonder waarschuwing overvalt me nu als dertiger een soort kinderachtige verlatingsangst. Als iedereen gezinnen bouwt, waar blijf ik dan? Word ik een coole tante of het sneue geval in de hoek met een kat en glas wijn te veel?
Bedankt patriarchaat – heb je toch nog je tengels in mijn brein gezet. Daar sta ik dan, de uitgesproken feminist die bang blijkt om een ‘ouwe vrijster’ te worden: een stompzinnig én onwaar stereotype. En wat als de drang om te baren zich alsnog aandient, maar mijn lichaam niet meer meewerkt?
Of ik het nu wil of niet – met dertig begint zo een nieuw decennium. Dat is wiskunde, biologie én een scheut culturele indoctrinatie. Met wat geluk mag ik de komende tien jaar vullen met het nieuwe en het oude, de persoon die ik was en zal worden. In Bologna of in Amsterdam. Zonder gezin, of toch met.
Ik weet niet veel, maar wel dat tien jaar eindeloos lang en kort tegelijkertijd is. De strandjutter en ik waren twintig toen we elkaar vonden door samen géén lid te worden van de roeivereniging. Vriendschap op het eerste gezicht.
Gaat dat verdwijnen?
Met een zak schelpen loopt ze het Franse strand af. Ik herken een cola-tekort, zij ziet dat ik koffie nodig heb. We gaan een terras op, net als tien jaar geleden. Veel is veranderd, en dat moet ook. Maar voor nu drinken we cola en koffie.
Misschien vind ik deze baai daarom zo mooi: hoe de Mont Saint-Michel standvastig meedeint met de extreemste getijden van Europa, zonder zich tegen verandering te verzetten. Altijd zichzelf, maar nooit precies dezelfde.
Even zie ik een eeuwenoud bouwwerk als ultiem rolmodel.
