“Shhhh…”, zegt mijn geliefde aan de andere kant van de telefoon. “Rustig, rustig.” Ik ben niet rustig, ik ben helemaal opgefokt. Ik vind dat hij deze week te weinig tijd had. Ik neem me voor er niets over te zeggen, maar ineens slaat de vlam in de pan.
Ik pak mijn telefoon en roep zodra hij opneemt: “Als het zo moet, dan gieten we onze relatie in een andere vorm! Dan wordt het een open relatie! Dan word jij een optie en geen prioriteit meer!”
Ik overval hem buiten adem van woede. Hij blijft rustig, voor hem geen sprake van open relatie, het weekend gaan we wat leuks doen en hij wacht tot ik gekalmeerd ben. “Klaar?”, vraagt hij. Bijna. Ik pruttel nog wat na, af en toe vlamt er weer even wat op en dan is het klaar. Voorlopig.
Ik weet het, ik ben een opgewonden standje. In elk opzicht. Dat wordt op sommige vlakken enorm gewaardeerd. Temperament in bed? Een hoge score, maar het gevolg ervan is dat dat zich ook uit op andere vlakken. Iemand is geen vulkaan in bed en een ijsberg in het dagelijks leven. Daar gaan mensen vaak de fout in. Ze kiezen elkaar op onderdelen.
Mijn vriendin is getrouwd met een rustige man. Zij is de chef, de regelneef en dat houdt ze graag zo. Hij is zorgzaam, lief en in zijn hart nog steeds een kleine jongen. Daarnaast charmant vergeetachtig. Allemaal eigenschappen die ze enig vindt. Haar verstrooide professor.
Haar mislukte avondeten vergeet hij, en denkt daardoor nog steeds dat ze een keukenprinses is. Haar boze woorden en haar ongelijk raken allemaal in de vergetelheid. Ze kan sjoemelen met de administratie waardoor ze een flink geheim potje geld heeft voor noodgevallen en te dure schoenen.
Maar oh wee als hij vergeet dat ze tien jaar getrouwd zijn. Het huis is te klein! Zeker twee weken de silent treatment terwijl hij allang is vergeten waarom ze zo boos is. Het hoort erbij. Je kunt van hem niet verwachten dat hij alles vergeet, maar een ijzeren geheugen heeft voor je trouwdag. Het een komt met het ander.
Ik ken een man die weet hoeveel een bos lente-uitjes kost, wanneer de rijstpuddinkjes in de bonus zijn en gezellig staat de beppen met de moeders op het schoolplein. Ik denk niet dat hij zijn vrouw aan haar haren het bed in sleurt, vervolgens woest neemt en dan weer verder gaat met de vloer zwabberen. Hij is goed op onderdelen.
Was het een goeie klusser, dan ga ik wel uit van voortreffelijke bedprestaties. Handig in huis, handig in bed. Daarentegen: een initiatiefloze man die vooral orders opvolgt, zie ik niet spontaan met zijn neus tussen de krullen duiken. Die gaat achterover liggen zeesterren en jij mag het werk doen. Dus vind je het leuk om de dienst uit te maken, dan zal dat op alle vlakken gelden. Een man komt nu eenmaal niet in losse onderdelen. Het is dus een kwestie van inschatten op welke van die onderdelen je iemand leuk vindt en welke consequenties daaraan verbonden zijn. Immers, je krijgt het hele pakket.
Mijn inner circle weet inmiddels dat ik uitgerust ben met een bijna on-Nederlands temperament. Vertel me een zielig verhaal, ik barst zomaar in snikken uit. Heb je een gebroken hart? Ik huil mee met je verdriet. Ik ben niet uitgerust met een emotioneel filter. Ik heb hartstochtelijk lief en ontsteek van tijd tot tijd in absolute razernij. ‘Jnoun’ (spreek uit als zjnoen), zoals dat zo mooi in het Arabisch heet. Wat zoiets betekent als alsof je door de duivel bent bezeten. Wanneer ik tegen mijn Marokkaanse vriendinnen zeg dat ik jnoun kreeg, knikken ze begripvol. Nederlanders zijn daarin koeler. “Nou, nou, Sophie. Tuttemetut, kan het een tandje minder?” En daar krijg ik dan weer jnoun van.
Mijn geliefde krijgt bij mij het hele pakket emoties. Zoals ik dat ook bij hem krijg. Mijn geliefde heeft ‘saus’. Hoe chill en relaxed hij ook is, hij is ‘erkek’, zoals dat dan weer zo mooi in het Turks heet. Een mannenman. Een Kees de Jongen. Of liever gezegd een Mehmet de Jongen. Lief, gezellig, grappig, maar ook dominant en jaloers. En als het puntje bij paaltje komt, bepaalt hij hoe de zaken gaan. He takes no shit. Dat is het totaalpakket.
Ik verwacht niet dat hij met een dampende mok kruidenthee met me aan de keukentafel zit en vraagt naar mijn zielenroerselen. Dat hoort niet bij zijn saus. Ik wil een vent, aan mijn haren zijn hol in getrokken worden. De vloer zwabber ik zelf wel.
