“Als dit ooit overgaat, begin ik er nooit meer aan”, zegt mijn vriendin N., doelend op haar relatie. Ze LAT al jaren, dat was in het begin een uitstekende formule. Allebei gescheiden, allebei kinderen, dus wanneer deze bij de respectievelijke partners waren, hadden zij het rijk alleen.
Niet dat ze elkaars kroost niet kennen, er wordt doordeweeks zo nu en dan samen gegeten, maar de opvoeding doen ze zonder elkaars bemoeienissen.
Was er net na de break up op nog animositeit tussen alle ex-echtelieden; tijd heelt alle wonden. Zozeer zelfs dat de geliefde van N. een meer dan uitstekende relatie met zijn ex onderhoudt. Te uitstekend naar de smaak van N. en dat breekt op.
Hij kwakkelt wat met zijn gezondheid en de ex Florence-Nightingale’t erop los. N. heeft een eigen bedrijf, dus die is wat minder flexibel om als de plus één mee te gaan bij doktersbezoeken, dus staat de ex dag en nacht paraat.
“Ik ben gewoon jaloers”, geeft ze toe. En jaloezie heeft ruim baan bij een LAT-relatie en een te toegewijde ex. Terwijl LAT-ten juist zoveel voordelen heeft. Zeker als je geen twintig meer bent. Je hoeft geen hele toekomst meer op te bouwen in de zin van kinderen, wie er wel of niet fulltime voor gaat zorgen of een huis kopen. Dat heb je allemaal al geregeld.
Er moet wel een bepaalde regelmaat in zitten, niet te hooi en te gras of uit opportunisme bij elkaar je bivak opslaan. Met mijn ex-LAT had ik dat keurig geregeld. Hij kwam vaste prik op vrijdagavond en vertrok op maandagochtend. Dan kwam hij op woensdagavond en vertrok op donderdagochtend weer. Ik vond dat meer en meer dan genoeg. Soms bonjourde ik hem op zondagavond al naar huis. Dan had ik geen zin in een avondvullend programma met voetbalsamenvattingen en nabeschouwingen. Toen we uitge-LAT waren, hoefde ik alleen maar wat losse spullen te verzamelen en in een weekendtas te doen. Er hoefde niets verdeeld te worden, niet gebonden door wet of inboedel. Het gemak van Living Apart Together.
Met ieder zijn eigen optrekje, blijf je je onafhankelijkheid en autonomie behouden, terwijl je toch de genoegens hebt van een fijne relatie. Als je ‘alleen-tijd’ nodig hebt, stoot je niemand voor zijn hoofd door jezelf in een andere kamer op te sluiten. Daarbij zie je elkaar altijd op z’n leukst. Je bent – wat mij betreft – altijd gefikst. Haar gedaan, tanden geschrobd en een leuk kleedje aan.
Hij ziet je nooit in je ochtendgevecht tegen de kruin op je achterhoofd of in schoonmaaktenue. En er is altijd dat verlangen. Die dagen of week dat je elkaar niet ziet, bouwt dat verlangen zich op. En dan is het een groot feest wanneer je elkaar weer in de armen sluit.
Het heeft echter ook zijn nadelen, want al maak je afspraken, er is geen échte vanzelfsprekendheid. Zeker als er kinderen zijn met een bezoekregeling of gedeelde voogdij. Ze kunnen ziek worden, de moeder doet moeilijk ten opzichte van de ‘bonusmoeder’, zoals in het geval van N., en ga zo maar door.
Je mist ook een deel van die ander zijn leven, misschien zelfs wel de intimiteit en verbondenheid. Dat laatste ervaar ik zeker van tijd tot tijd. Ondanks dat ik claustrofobisch word bij het idee dat ik 24/7 met mijn geliefde en zijn ochtendhumeur onder een dak zou wonen, als ik hem de hele week niet zie, voel ik een afstand. Daar word ik onrustig van. “Precies!”, beaamt N. “Dat heb ik ook! Die onrust als hij er niet is.”
“Ik heb in mijn achterhoofd het idee dat ik het niet waard ben om helemaal voor te gaan”, vervolgt ze. “Hij zegt wel dat ik de liefde van zijn leven ben, maar dat zijn woorden. Blabla. Het feit dat zijn ex zo nadrukkelijk aanwezig is, ondermijnt mijn vertrouwen. In mezelf en in hem. Ik ben er wel even klaar mee. Ik wil het hele pakket. Ik heb de lusten, maar ik wil ook de lasten. Dat vind ik er gewoon bij horen. Ik ben in de liefde heel intens, maar hierdoor ben ik bang om alles te geven, bang’ voor de afwijzing. Daar word ik geen leuker mens op.”
Dat is nu eenmaal het lastige wanneer je van iemand houdt; je wilt er zoveel mogelijk bij zijn. Samen voor de buis. En voor je het weet, kweek je een couch potato, wil je een kussen op zijn hoofd drukken als hij ’s nachts ligt te snurken en laat hij winden onder de dekens. De verliefdheid maakt plaats voor gewenning. Terwijl juist die afstand ervoor zorgt dat de vlinders blijven fladderen. Mijn geliefde en ik waren onlangs op een feestje, waar een van de gasten een beetje smalend zei: “O, kijk eens, na al die jaren nog zó verliefd!”
Ja, zo verliefd… En toch, en toch… Ik denk ook wel eens: what if? Hoe zou het zijn, die vanzelfsprekendheid? Ik heb er geen goeie ervaringen mee, maar hoe zou het zijn met hém? Zou het net zo gezellig zijn als nu? Zou ik nog steeds die opwinding voelen als hij ’s avonds de sleutel in het slot steekt? Een ruzie direct uit kunnen praten in plaats van mokken totdat we elkaar we zien? Zou dat opwegen tegen de routine? Zou de liefde blijven stromen?
“Dat denk ik wel”, zegt N. “Want er is zo veel te geven, althans wat mij betreft.” En daarmee slaat ze de spijker op kop, want het gaat niet alleen om het krijgen van liefde, maar er is ook die hunkering om het te geven. Haar jaloezie zit haar echter nu in de weg. “En het is niet zo dat ik hem geen goeie band gun met zijn ex”, vervolgt ze, “maar ik wil zelf heel belangrijk voor hem zijn. Ik wil alles delen. Alleen hem niet.”
