De relatie tussen vaders en zonen inspireert vele verhalen. Ik schreef ook een boek over de gecompliceerde band met mijn vader, wat ons verder uit elkaar dreef. Sindsdien hebben we nog minder contact dan voorheen, terwijl lezers hem juist voor het eerst ontmoeten, als een personage. Maar toen ik vorige week hoorde dat mijn vader een bypassoperatie moest ondergaan, werd hij weer een mens van vlees en bloed. Ik wou hem graag zien, maar de hereniging vond plaats op de laatste plek waar je tijdens de pandemie wil zijn: het ziekenhuis.
Vanwege alle coronarestricties krijg ik een halfuur met mijn vader. Ik loop door een verlaten hal en stille gangen naar zijn kamer op de hartafdeling. Door de deuropening zie ik dat hij teletekst leest op zijn mobieltje. (Grappig, dat doet mijn vriend ook.) Ik zeg gedag en ga in een hoek zitten, op meer dan veilige afstand. Papa oogt breekbaar in zijn ziekenhuisbed, en ik besef dat we nu in een andere levensfase zijn aangekomen. De verpleegster vraagt hoeveel pijn hij heeft. Valt mee, antwoordt hij kortademig. Als ze zijn infuus verwijdert, grapt mijn vader dat haar handen te koud zijn.
In dat halfuur praten we nogal feitelijk over de operatie waar hij bijna een jaar op moest wachten. Ik zeg dat ik blij ben dat alles nu achter de rug is, dat ik hoop dat hij snel herstelt en van zijn pensioen kan gaan genieten. Hij vraagt naar mijn zus en haar kinderen, maar niet naar mijn vriend. We doen alsof de operatie niet eng of riskant was, dus er volgen geen emotionele ontboezemingen. Mijn vader zegt dat mijn veel jongere halfbroertje zich wel zorgen maakte en ook heeft gehuild. Ik durf niet te zeggen dat ik hetzelfde heb gedaan, en verberg mijn gevoelens achter mijn mondkapje.
In de andere hoek van de kamer ligt nog een patiënt, een oudere man die ook aan zijn hart is geopereerd. Hij is Egyptisch, mompelt papa, en heeft ook een volwassen zoon op bezoek. Die draagt geen mondkapje en zit veel dichter bij zijn vader dan ik. De zoon houdt zijn vaders hand vast en geeft er geregeld een kus op, terwijl ze zachtjes en teder in het Arabisch converseren. Het ontroert me als de zoon even later zijn vader naar de wc helpt. Ergens hoopte ik ook op zo’n liefdevolle verzoening, maar wil onze families niet vergelijken. Ik ben hier nu voor de vader die ik heb.
Dan komen mijn vaders vrouw en mijn halfbroertje de kamer binnen. De puber is flink gegroeid sinds ik hem voor het laatst zag, hij zal mij snel voorbijstreven. Zijn moeder wil een foto van ons maken voor ik weer ga. Mijn broertje en ik moeten naast papa’s bed staan en onze handen op zijn schouder leggen. “Niet naar de camera kijken, kijk naar je vader.” Poseren voor een Pakistaanse familiefoto is altijd ongemakkelijk. Na het gehaaste afscheid loop ik snel naar buiten, snakkend naar wat frisse lucht. Artsen kunnen niet alle wonden helen, maar ze repareerden wel mijn vaders gebroken hart.
