Leon Verdonschot legt voor LINDA. wekelijks iemand het vuur na aan de schenen. Deze week is musicalactrice, zangeres en danseres Bettina Holwerda (45) aan de beurt. Afgelopen week verscheen haar boek Laat maar.
Je bent opgegroeid in Lelystad. Daar verscheen ooit een boek over van journalist Joris van Casteren, die het had over een ‘een gemaakte samenleving waar de menselijke maat uit het oog is verloren’. In jouw boek heb je het over een stad waar ‘werkelijk geen reet op uitgaansgebied’ te doen is. Viel het een beetje wel mee, je jeugd in Lelystad?
“Haha! Laat ik beginnen met zeggen dat ik echt een warme band heb met Lelystad. Ik heb er een fantastische jeugd gehad, en mijn familie woont er nog. Maar natuurlijk zijn er ook dingen die minder goed zijn. Dat boek van Van Casteren ken ik wel, daar is destijds ook veel kritiek op gekomen. Kijk, de mensen die er wonen kennen de minpunten van Lelystad ook heus wel. De opzet van de stad is misschien niet helemaal gelukt, en op sommige plekken is het niet zo mooi. Maar je kunt er fantastisch wonen, hebt er veel bos, water en andere natuur. Ik hou er wel van.”
Maar uitgaan was er dus geen feest. Je schrijft dat er maar twee uitgaansgelegenheden waren in je jeugd: De Boog en De Tanja.
“Dat is inmiddels wel verbeterd, hoorde ik laatst van mijn zus. Maar het had ook wel een voordeel: je wist zeker dat je iedereen tegenkwam. De Boog was om in te drinken en de Tanja eh..”
Om uit te drinken?
“Ja, precies dat! Zittend op een pooltafel.”
Je hebt klassiek ballet gedaan, jazzballet, showballet, en turnen. Wat vond je het leukst?
“Dansen vond ik veruit het leukst, daar heb ik dan later ook mijn werk van gemaakt. Het is echt heel intensief, veel intensiever dan veel mensen denken. Turnen was voornamelijk kletsen met mijn vriendinnen en af en toe een radslag doen op een balk.”
Doordat je met dansen ‘de hele dag voor, achter en naast honderden spiegels’ stond, schrijf je, sloop er een ‘overbewustzijn in, over mijn lijf’. Heb je daar toen, of later, last van gehad?
“Ik weet wel toen ik tijdens Mamma Mia de musical, op een gegeven moment héél dun werd. Er is toch iets ingeslopen op de Dansacademie wat er nog steeds in zit. Ik kan nog steeds een rotgevoel krijgen van eten, het heeft altijd een lading. Als je vier jaar lang de hele tijd in je achterhoofd hebt dat je op je eten moet letten, blijft dat er toch in zitten.”
Je hebt wel eens gezegd dat het eigenlijk ‘een wonder’ is dat je op je man (Jim Bakkum, red.) bent gevallen, ook vanwege jullie leeftijdsverschil. Wanneer houdt een leeftijdsverschil, in jullie geval van negen jaar, op ertoe te doen?
“Eigenlijk doet het er nooit toe. Ja, soms ken ik van een nummer het origineel en Jim de remake, of ken ik een filmklassieker wel en Jim niet. Maar Jim heeft veel meegemaakt en kwam al jong in een volwassen wereld, en ik ben volgens mij jong van geest. Wat wél een verschil maakte in het begin, waren onze leeftijdsfasen. Die waren echt anders, toen dacht ik af en toe: Jezus, jij bent gewoon nog een kínd! Die fasen hebben wel naar elkaar toe moeten groeien.”
Over liefde gesproken. In je boek komen onder meer Michael Jackson, Jordan van New Kids on the Block en Eddie Vedder van Pearl Jam langs als idolen. Kun jij tussen die mannen enige gelijkenissen ontdekken?
“Haha. Nee! Ik heb niet echt een bepaald type. Ik val niet echt op mooie mannen, al denken mensen waarschijnlijk ‘wat lul je nou?’ als ik dat zeg en ze Jim zien. Maar het is echt zo. Ik val op karakter, op humor, een twinkeling in de ogen, op levenslust en ambitie. Daar hoort niet één type bij.”
In je boek staat een hilarische anekdote over je gastoptredens met Tiësto in het Gelredome, dat eindigt in de ultieme achterkant van de showbusiness: uren wachten in een lege kleedkamer van een stadion, omdat men je vergeten is te vertellen dat je helemaal niet meer nodig bent.
“Ik vond het wel leuk om dat te beschrijven, omdat het iets was dat ik zó graag wilde. En toen ik er eenmaal zat, niets liever dan weer weg wilde. Ik had het me zoveel mooier voorgesteld dan het was, en dat is eigenlijk ook oké. En in mijn vak geldt natuurlijk: fake it till you make it. Als je acht musicals in een week doet, heb je op zondagavond weleens geen zin meer, omdat je hartstikke kapot bent. Maar die mensen in de zaal hebben wel allemaal een kaartje gekocht, dus zie je eruit alsof je het zelf ook harstikke naar je zin hebt, dat leer je jezelf gewoon aan, en dat is prima. Iederéén heeft dat in zijn of haar werk: niets blijft alleen maar leuk, en soms heb je gewoon geen zin, daar ben je mens voor.”
Je bent de vaste sidekick van Ruud de Wild De Wild in de Middag. Wat doet een goeie radio sidekick wel en wat beslist niet?
“Wat ik bij Ruud heb geleerd: het is zíjn show. Dat zegt hij zelf overigens nooit, echt nooit. Maar ik vind zelf dat mijn ego niet is waar het om moet draaien. Je moet als sidekick meepraten, zorgen dat het herkenbaar is voor de luisteraars, de actualiteit volgen. Je moet elkaar vooral versterken, en jezelf zijn.”
In de inleiding van je boek schrijf je te hopen op de vraag ‘Waarom ging je in hemelsnaam een boek schrijven?’ Bij deze.
“In het begon vond ik het heel lastig om over mezelf te schrijven, vanuit de vraag ‘Wie ben ík?’. Daarom is het ook geen autobiografie geworden. Ik vind ook echt dat iederéén een verhaal heeft. Alleen toevallig schrijf ík het op. En mijn ervaring is dat veel mensen het fijn vinden om te lezen dat ze niet alleen staan, of het nou is in alle ballen omhoog houden, of in chaos, of vermoeidheid.”
