Het is bijna Boekenweek. Dit jaar was de eer aan Griet Op de Beeck om het Boekenweekgeschenk te schrijven. Leuk nieuws: wij mogen alvast de eerste twee hoofdstukken van haar boek ‘Gezien de feiten’ met je delen.
Dus ga daar maar eens even lekker voor zitten.
LEES OOK
Griet Op de Beeck schrijft boekenweekgeschenk 2018: ‘Het is een eer’
Hoofdstuk 1
Het inzicht was vers, het dampte nog. Olivia trok haar zwarte jurk recht en keek naar haar dochter. De ogen gezwollen, de neus rood rond de vleugels van al dat gewrijf met papieren zakdoekjes, een likje gemist snot glanzend bij haar bovenlip, Roos had het moeilijk, Olivia wou dat ze iets kon doen. Roos greep haar arm, haakte in en troonde haar mee door het gangpad. De kist verdween
de lijkwagen in, en zij bleven achter in de tochtige hal van de kerk.
Het was Roos die vond dat mensen ná de dienst de kans moesten krijgen om te condoleren. Olivia had het liever vooraf zien gebeuren, maar ze wilde er ook geen punt van maken. Ze liet zich gewillig omhelzen door nichten die ze in geen jaren had gezien, schudde handen met mensen van wie ze de naam niet kende, tolereerde tranen van wandelclubleden van wie ze wist dat ze Ludo niet konden uitstaan en luisterde minzaam naar adviezen van zestigplussers die beweerden te weten wat het was. Zelfs Carmen, die haar met een door prozac geïnspireerde glimlach wist te melden dat een fijne serviceflat in een rusthuis nemen de ideale manier was om niet alleen te hoeven zijn, stond ze manhaftig te woord. Het hoorde er nu eenmaal bij. En Roos had het zo moeilijk.
‘Ik weet echt niet hoe ik verder moet,’ zei ze, ‘zo zonder papa.’
Olivia kneep haar ogen dicht, knikte instemmend en legde een hand op haar dochters rug.
Roos had de locatie gekozen voor de koffietafel. Vier lange rijen tegen elkaar geschoven tafels op rode stenen vloeren, en dan de hunne dwars aan het hoofd, in zwierige bochten gedrapeerde gordijnen, een vals plafond met een tegelpatroon en aan de muren toepasselijk neutrale aquarellen van vergezichten. En in dat kader aten honderdzevenendertig genodigden zoals het in de brochure stond: een broodassortiment wit en bruin, met pistolets en sandwiches met boter, vier stuks per persoon, en divers beleg: kaas, gerookte en gekookte ham, kippenwit, fricandon, gehakt. Er was koffie en thee naar believen en de zaal en de bediening waren inbegrepen. En dat voor zeventienenhalve euro per persoon, plus de vier euro extra voor taartjes: confituur, frangipane en rijst. Roos vond dat geen geld, voor het afscheid van haar vader. Voor Olivia was het een pittige rekening, maar zij ging niet lastig doen.
Op Olivia en Ludo’s trouwfeest waren er minder gasten geweest, maar Roos kende veel volk, en Olivia vond het wel mooi dat die er allemaal waren om haar dochter te steunen. Ze smeerde boter op een halve tijgerbol en hoorde het drukkende geluid van al die pratende mensen, aan de hoek van een tafel zag ze drie leden van de wandelclub met de slappe lach, ze rook het gehakt waarvan ze zich afvroeg of het niet al wat lang in deze warme ruimte stond, en ze probeerde te onderdrukken wat ze voelde.
Roos perste haar lippen op elkaar en kneep in de hand van haar echtgenoot. ‘Ik kan het nog altijd niet geloven.’ Ze drukte zijn vingers tegen haar voorhoofd, alsof die haar hersenen dat ultieme zetje moesten geven.
Sander was een fijne kerel, vond Olivia. Al leek hij wat verloren in de dagen sinds Roos adoptie had geweigerd. Hij liep er niet mee te koop, maar dat baarde haar wel zorgen. Jaren behandelingsellende ten spijt was het niet gelukt om een geslaagde bevruchting te forceren, terwijl Sander één ding zeker had geweten over zijn leven later: dat hij een vader wilde zijn, en niet zomaar eentje, maar een geweldig goeie, een zoveel betere dan de zijne was geweest. Maar haar dochter zag het niet zitten om een kind uit zijn oorspronkelijke omgeving weg te halen, met alle trauma’s van dien, en zij liet zich niet vermurwen, daarin leek ze op haar vader. Olivia had alleen al voor Sander zo gehoopt dat haar dochter als bij wonder toch nog zwanger zou raken. Dat hoorde je wel vaker,
dat bij het wegvallen van alle stress de natuur alsnog deed wat zij moet doen, maar Roos was nu toch al vierenveertig.
‘Gaat het wel, mama?’ vroeg Sander, die haar al bij de eerste ontmoeting zo was gaan noemen, wat ze raar, maar ook wel lief had gevonden. Hij keek er bedrukt bij. Hij was dan ook empathischer dan alle verpleegkundigen van een gemiddeld ziekenhuis bij elkaar.
Olivia werkte haastig een hap tijgerbol met kaas weg.
‘Maak u maar geen zorgen.’
‘We moeten sterk zijn.’ Roos slikte.
Voor de afwisseling kneep ze in Olivia’s hand, en in die beweging stootte ze de thee van Sander om. Het glas bleef heel, scherven die geluk brengen waren hun niet gegund, maar het witte tafelkleed kleurde bruin en zijn sandwich verdronk ter plekke in de plas op zijn bord.
‘Toch niet op uw nieuwe kostuum, hè?’ Roos fronste.
Sander bekeek zichzelf, een papieren servet in de aanslag waar hij hoegenaamd niks mee zou kunnen beginnen, en zuchtte opgelucht van nee.
Terwijl Sander opstond om een doekje te halen, nam Carmen ongevraagd plaats op de stoel van Olivia’s broer, die net even naar het toilet was.
‘Ik kom hier gezellig wat bij u zitten. Wij weduwen moeten mekaar steunen,’ zei ze met een aangezette krak in
de stem.
Carmens adem rook naar dat gehakt. Olivia leunde op haar elleboog en probeerde haar hand zo te positioneren dat een discrete vinger geloofwaardig onder haar neus terechtkwam. Iets later was haar broer terug en hij gesticuleerde verontwaardigd achter Carmens rug naar zijn zus.Olivia keek van hem naar Carmen, en toen naar de klok die aan de schouw hing. Het was nog maar kwart over twee.
Ook al zei Olivia dat ze zich nergens toe verplicht moesten voelen, echt niet, Roos stónd erop om nog even mee naar binnen te gaan. Zij liet haar moeder niet meteen helemaal alleen op deze zware dag. Olivia maakte koffie en schonk twee kopjes in, geen drie, zij kon ondertussen geen koffie meer zien. Ze legde de koekjes die Ludo graag at op een schaaltje, PiM’s-cakejes met framboos. Zij hield niet zo van framboos, maar zij had ook geen zin in koekjes.
Toen ze de woonkamer in kwam, hield Sander Roos in zijn armen, en haar dochter huilde zoals meestal, alsof niemand het zag, gierend, piepend. Olivia zette het dienblad voorzichtig neer, als om haar niet te storen. Ze ging zitten en gedachteloos zette ze de fruitschaal goed, precies in het midden van de tafel, zoals Ludo dat graag had.
‘Het is gewoon te snel gegaan allemaal. De prognoses van dat type kanker zijn eigenlijk goed, waarom heeft hij zo lang gezwegen? Hij moet toch gevoeld hebben dat er iets niet klopte? Nog geen drie weken en…’ Roos kreeg het amper gezegd allemaal.
‘Ja,’ zei Sander alleen maar, ‘ja,’ en toen tegen Olivia:
‘Kom,’ hij wenkte haar, ‘groepsknuffel.’
Olivia was net de PiM’s-cakejes mooier op het schaaltje aan het leggen eigenlijk, maar haar schoonzoon bleef haar aankijken met die genereuze glimlach van hem, dus stond ze op en liep naar hen toe. En zo schokten ze met zijn tweeën zachtjes mee op het ritme van Roos’ verdriet. Olivia probeerde zich te herinneren wanneer Ludo haar nog eens zo had vastgehouden.
‘Ja, dáág, en bedankt!’ Olivia zwaaide, duwde de deur dicht en liet haar voorhoofd tegen het gekleurde glas aan leunen. Dit was niet goed, dacht ze. Dit kon niet waar zijn, dit mocht ze toch niet denken.
Het was door die zin van de priester, vermoedde ze. Hij las een of ander verhaal voor, monotoon, door die galmende microfoon, maar Olivia luisterde toch, zo was zij dan: ‘Eén van de vrienden van Jezus antwoordde hem toen: “Weet je dan niet dat de dood het einde van alles is? De man op wie wij hadden gebouwd, is gestorven.” “Kleingelovige mensen,” zei de vreemdeling. “Straalt er dan geen
enkel lichtje in deze nacht? Zie je niet dat dit einde een nieuw begin is?”’
En hoe onnozel ze het zelf ook vond, zij die helemaal niks had met Bijbelteksten, tijdens die laatste zin brak het opeens door, als zonlicht na een onweersbui: het was opluchting. Ze zat in de kerk waar er afscheid werd genomen van haar echtgenoot en eigenlijk was ze opgelucht. Het was voorbij. Hanen kraaiden, gras begon te zingen, zeeën spleten open. Negenenveertig jaar had ze het volgehouden met Ludo, en nu hoefde het niet meer. De voorbije dagen was ze er nog in geslaagd om zichzelf wijs te maken dat het gewoon nog niet tot haar doordrong allemaal, dat de schok nog moest komen, dat haar gevoel alleen maar te maken had met het wegvallen van alle ziekenhuisstress. Maar op dat moment had ze opeens de schrikbarende realiteit onder ogen gezien.
De tranen die tijdens die hele eerste helft van de dienst maar niet wilden komen, stroomden plots over haar wangen. Niet alleen door de opluchting, maar ook door het schuldgevoel dat zich daar spontaan aan had vastgeklonken. Roos had haar meelevend aangekeken. Olivia was nog nooit zo blij geweest dat mensen elkaars gedachten niet kunnen lezen.
Hoofdstuk 2
Olivia zat in de sofa en nam het nieuwe uitzicht in zich op. Een portret van zestig bij negentig, gekregen van Roos en Sander. Zij had nog tekenlessen gevolgd, en ook al deed ze het niet vaak meer, nu voelde het alsof de potloden haar riepen, zei Roos.
Het leek wel echt op Ludo, haar dochter had talent. Vierkant hoofd, ogen in spleetjes, een beetje haar nog, kleine oren voor een man van zijn leeftijd, de mond in een streep, met één hoek standaard een tikje naar beneden wijzend. De tekening miste de rimpels die hem zijn uitstraling gaven, maar dat was misschien een stijlkeuze geweest.
Ze had het de voorbije uren uitgebreid getest: waar ze ook ging staan of zitten, hij leek haar altijd aan te kijken. En vanaf deze plek, de hare, omdat die andere nu eenmaal de zijne was, nog net een beetje meer. Sander had het portret opgehangen waar Roos vond dat het moest komen: in de plaats van dat lelijke schilderij van vier tomaten en een brood waarvan één boterham was afgesneden, een neef van Ludo had het cadeau gegeven bij hun huwelijk. Olivia had ook nooit begrepen waarom een mens brood en tomaten zou willen ophangen, maar gekregen is gekregen. En nu was het eindelijk weg, en keek haar dode echtgenoot haar almaar aan.
In de voorbije negenenveertig jaar was er in hun kleine huis nauwelijks iets veranderd. De drie donkere eiken kasten hadden ze van zijn grootouders geërfd, de stolp met poppetjes van de maagd Maria en haar kleine Jezus was een cadeau van de hevig katholieke tante van Ludo geweest. De beschilderde borden had hij eigenhandig met haakjes aan de muur bevestigd, in de tijd dat hij nog onvervaard een ladder op klom. De kandelaren én de kanten lapjes waarop ze stonden hadden ze gekregen toen ze vijfentwintig
jaar getrouwd waren, of twaalfenhalf misschien, dat wist ze niet meer. Er had hier nooit een kaars gebrand. Ludo werd zenuwachtig van dat geflakker, zei hij.
Ze keek de kamer rond en zag het tapijt, versleten bij het paadje waarlangs ze al duizenden keren hadden gelopen, tussen de sofa en de salontafel, de tinnen potjes op de schoorsteenmantel, de foto’s van zijn ouders in ovale kaders, de lamp met die pompeuze bruine voet. Olivia haakte twee vingers achter de stof van haar jurk en trok ze weg van haar huid, ze blies in haar decolleté. Ze had het warm opeens. Ze wist niet hoe dat kwam.
En Ludo bleef haar aankijken, met die strenge blik. Olivia zette haar bril af. Het leek wel of hij al haar slechte gedachten
las. Ze nam een tijdschrift en wapperde zichzelf wat koelte toe. Er drukte iets op haar borst, ze zweette, dat was vast niet goed. Ze moest proberen te vergeten wat ze voelde sinds dat moment in de kerk, dan ging het vast weer beter. Maar hoe deed je dat?
Ze stond op en liep de gang in, naar het toilet. Ze draaide spontaan de deur op slot, al was ze nog nooit zo alleen geweest in dit huis. Ze klapte het deksel omhoog, sjorde haar slip naar beneden en ging zitten. Ze legde haar vingers in haar hals en voelde haar hart tekeergaan.
De dochter van de buren oefende op de piano, dat kon je hier goed horen. Ludo had nooit begrepen waarom die mensen niet zo’n exemplaar hadden gekocht met een regelbaar volume en een koptelefoon, dat zei hij elke keer als hij van de wc kwam terwijl de kleine Ella aan het studeren was. Ze sukkelde met telkens dezelfde vier noten. Dat is wat mensen doen, dacht Olivia: ze maken keer op keer dezelfde fout. Een forse straal klaterde in de pot.
Olivia waste haar handen, liep de hal weer in en stootte een van de nordicwalkingstokken omver die tegen de muur aan stonden. Ludo had over de weldaad van die sport gelezen en hij wilde bij de club waar je het kon leren zoals de Finnen het bedoeld hadden, en dus ging zij mee, want hun gezondheid was belangrijk, dat vond zij ook wel.
Ze raapte de stok op en zag het voor zich: al die mensen achter elkaar aan, ritmisch in- en uitademend, met die tikkende stokken die je geen wandelstokken kon noemen zonder een van de senioren op de kast te jagen, en Ludo die dan een belachelijk petje droeg en verhalen vertelde waar de anderen niet echt naar luisterden, wat zij zo jammer vond voor hem. En opeens besefte ze: ik hoef het nu nooit meer te doen. Ze glimlachte, dat kon ze onmogelijk tegenhouden. En in dat momentum nam ze de vier stokken in haar armen en gooide ze onder de trap. Ze zag ze liggen en heel even voelde ze iets wat haar deed denken aan geluk. Ze keek om zich heen, als om te controleren of toch niemand er getuige van was geweest.
In de woonkamer staarde Ludo haar meteen weer wurgend aan. Instant straf. Olivia stond wiebelig om zich heen te kijken. Ze dacht aan haar ouders en haar grootouders, respectievelijk zesentachtig, eenennegentig, zevenennegentig en achtentachtig geworden, aan haar zes oudere broers die allemaal nog leefden, en vroeg zich af of er zoiets bestond
als een sterk geslacht.
Ze probeerde zich voor te stellen hoe het zou zijn om nog een jaar of vijftien, wie weet zelfs twintig, met die blik op haar gericht te leven. En opeens nam haar lijf het van haar over. Ze plantte haar handen op de rugleuning van de sofa en begon te duwen, met haar volle gewicht. Puffend sjorde ze het meubel naar de overkant en draaide het toen om. Ludo keek nu misschien wel op haar neer, maar dat hoefde ze zo alvast zelf niet meer te zien.
Daarna stapte ze op de stolp af, greep die beet, liep ermee langs de keuken naar het tuintje en zette hem daar op de grond. Toen ze weer binnenkwam bestudeerde ze voor het eerst echt het interieur waar ze al zo lang in rondliep. Ze had zich niet eens afgevraagd of ze het prettig vond, of mooi, want gekregen paarden kijkt een mens niet in de bek. Ludo vond dat ze maar geluk hadden met zijn gulle familie. En het was zoals met gezichten van mensen die je al eeuwen kent, je vroeg je niet meer af of ze aantrekkelijk waren of niet, het waren gewoon hun gezichten. Maar nu zag ze wat ze zag en moest ze iets doen.
Ze stond te hijgen, maar eerlijk is eerlijk, het wandelen met die stokken was wel goed voor haar geweest, ze was
fitter dan ze dacht. Ze overzag de kamer en stond ervan te kijken hoe anders het voelde nu.
Buiten begon het te schemeren. Achter in de tuin stond een grote, oude metalen vuilnisbak. Ze haalde de spullen die ze had verzameld. Ze kieperde ze één voor één in de vuilnisbak met het plezier van een kind dat brood voert aan gretige eendjes. Ze holde op en neer, zij had voor het eerst in jaren haast.
Toen de bak vol zat, griste ze wat kranten uit de doos voor het oud papier, rommelde in een la en vond grote lucifers, en in de berging stond de benzine die Ludo gebruikte voor de grasmaaier. Ze propte de kranten tussen de prullen, goot er flink wat benzine overheen, gooide er een paar brandende lucifers op en whoef, het vatte vuur. De maagd Maria en Jezus verschrompelden voor haar ogen, de houten lijst begon te smeulen.
Olivia zette een stap achteruit en keek naar de vlammen. Ze trok een plaid over haar schouders. Langzaam werd het donker. De merel floot, de seringen roken naar de lente.
LEES OOK
9 x boeken om te verslinden tijdens de krokusvakantie (én daarna)
Verder lezen? Dat kan: de 83ste editie van de Boekenweek vindt plaats van zaterdag 10 maart tot en met zondag 18 maart en heeft Natuur als thema. Voor de Boekenweek 2018 schreef de Vlaamse bestsellerauteur Griet Op de Beeck het Boekenweekgeschenk Gezien de feiten, dat tijdens de Boekenweek bij besteding van ten minste €12,50 aan Nederlandstalige boeken door de boekhandel cadeau wordt gedaan. Op 18 maart, de laatste zondag van de Boekenweek, kunnen reizigers traditiegetrouw op het vertoon van het Boekenweekgeschenk gratis met de trein reizen.



















