Radio 538-dj Sander Lantinga (43) heeft drie kinderen (5, 3, en 1 jaar). Hij geeft in zijn maandelijkse column een intiem inkijkje in zijn leven en dat van zijn gezin.
Elke ouder is ermee bekend: voetbalvaders en luizenmoeders. Dat zijn papa’s en mama’s die doorslaan in hun fanatisme langs de lijn van een sportveld of in het participeren met hun kroost tijdens welke activiteit op de basisschool dan ook.
Vaak tot schaamte van de kinderen en tot ergernis van de mede-ouders. Met een opgelucht hart kan ik zeggen dat ik niet tot de voorgaande twee categorieën hoor. Als mijn zoontje Klaas de bal in zijn handen pakt om hem vervolgens weg te trappen, ondanks het feit dat hij geen keeper is, vind ik dat alleen maar mooi.
En als hij juicht omdat de tegenstander scoort, oogst hij bij mij enkel liefde. ‘Meedoen is belangrijker dan winnen’ is het credo in Huize Lantinga. En ook op school zal ik me niet verliezen in vriendjespolitiek of perfectionisme. Als de kinderen een tekening moeten maken, dan maken ze die tekening zelf.
Als er een Paasdoos moet komen, dan maken ze die Paasdoos zelf. En je zult me zeker nooit zien als Clowntje FlipFlap met een rood neusje op de klassenavond. Nee, ik weet dat ik me daar nooit schuldig aan zal maken. Maar sinds een paar dagen ben ik erachter gekomen dat er een nieuwe term kan worden toegevoegd aan het rijtje voetbalvader en luizenmoeder, namelijk consultatiebureau-ouder…
En met het schaamrood op mijn kaken moet ik toegeven: die ben ik. Dit slaat op mij! Het stempel ‘fanatiek’ is bij mij niet van toepassing, behalve bij het consultatiebureau, als mijn dochter Molly een ogentest heeft of over een rechte lijn moet lopen. Of als mijn andere dochter Catootje drie blokjes op elkaar moet stapelen. Dan maakt zich een oergevoel meester van mij en dan is falen geen optie.
Waarom? Omdat ik bang ben dat ze een bril moeten. Of een extra prikje. Of loopbeugels. Of nog erger: dat je moet terugkomen! Dus met een hartslag van 180 loop ik de behandelkamer in en vraag ik me af of het geen beter idee was om zelf een luier aan te hebben.
En wat dan volgt, laat zicht het best vergelijken met de laatste drie minuten van een WK-finale voor ons Oranje. Ik juich, ik moedig aan, klap mijn handen stuk en roep het uit “Geweldig, weer een blokje gestapeld” en “Waanzinnig, wat knap, je kan met twee vingers een erwt pakken. Daar moet op gedronken worden hi-ha-ho”.
Maar het slechtste in mij komt naar boven als het even niet helemaal goed gaat en ik de dienstdoende arts ga overtuigen dat mijn kind echt wel functioneert: “Ik snap er niks van, thuis maakt ze die kikkerpuzzel wel binnen de vier minuten” of “Onbegrijpelijk, normaal herkent ze een fluitketel al op 60 meter afstand” of “Zeg eens mevrouwtje, klopt die kut groeicurve van jullie wel? Je hebt zelf een groot hoofd”.
Gelukkig zijn mijn kinderen op de leeftijd dat we bijna niet meer naar deze steriele hel hoeven, maar ik word nog regelmatig badend in het zweet wakker. Je kan de ouder wel uit het consultatiebureau halen, maar het consultatiebureau nooit uit de ouder.
Lees ook
Column Sander Lantinga: ‘Papa, wanneer ga jij weer de blotebillendans doen?’