Afgelopen week vroeg iemand op Twitter hoeveel foto’s mensen in hun fotorol hebben staan. Aan de reacties te zien kon ik tot een gemiddeld antwoord van 15.000 foto’s verdeeld over een aantal jaren komen. Mijn antwoord was ver boven het gemiddelde; ik heb meer dan 90.000 foto’s op mijn telefoon staan. Bijna een ton stuks beeldmateriaal. Terabytes vol herinneringen. Veel daarvan post ik op social media.
Maar, waarom?
Eens in de zoveel tijd realiseer ik me dat er daadwerkelijk mensen meekijken als ik content op social media plaats. Dat klinkt een beetje naïef. Natuurlijk zie ik dagelijks usernames voorbij komen en vindt er interactie plaats op mijn Instagram-profiel, maar echt beseffen dat er daadwerkelijk iemand aan de andere kant van het internet naar me kijkt, doe ik doorgaans niet.
Heel af en toe ben ik me daar opeens wel heel bewust van en dat zijn de schaarse momenten waarop ik mijn socialemediagebruik evalueer. Want, wat wil ik nou eigenlijk? Echt een uitgekiende strategie heb ik niet. Ik upload op dagelijkse basis stories over van alles. Mijn outfit, een mening, eten, vrienden, mooie beelden die mijn iris raken en ik ook een ander gun, noem maar op.
Zelf noem ik het een digitale dumpplaats waar ik mijn herinneringen parkeer, zodat mijn hoofd wat leger raakt. Zoals mensen dat ook doen met het opschrijven van hun gedachten. Papier op, systeem uit.
Mijn ouders, inmiddels beiden overleden, leefden in een andere tijd. De jaren die zij hadden, de herinneringen die zij maakten, de beelden die zij zagen werden gevangen in hun hoofd. Soms op de negatieven van een analoge fotorol, bij vlagen op papier. Dat ik maar over enkele van die herinneringen beschik, betekent voor mij dat de momenten die ik met mijn ouders deelde steeds verder vervagen. Als kopietjes van kopietjes. Op een gegeven moment is niet meer duidelijk te zien wat er op het origineel stond.
Als ik mijn ouders Google, in de hoop ergens oude artikelen, foto’s of informatie te vinden, levert dat weinig resultaten op. Hier en daar wat oude blogposts van mijn moeder of haar Flickr-account met foto’s van haar kunst of onze oude hond. Van mijn vader is haast geen digitaal spoor te vinden. Hij overleed voor social media groot werd. Heel af en toe kom ik wat over hem tegen op een stokoud internetforum. Niets dat ik niet al tientallen keren heb gelezen.
Nu ik ouder word, meer over mezelf ontdek of juist puzzelstukjes mis, levert dat meer vragen dan antwoorden op. En dat is bij tijd en wijle moeilijk. Ik kan hen namelijk geen vragen meer stellen. Daarom weet ik ook niet altijd waarom ik ben zoals ik ben, maar dat is dan maar zo.
Misschien, als ik er nu zo over nadenk is mijn social media een digitaal archief voor mijn nabestaanden. Een plek waar zij altijd kunnen zien wie ik was, wat ik voelde, wat ik zag.
Zodat ik hen misschien antwoord kan geven op de vragen die ze ooit zullen hebben, en de kopietjes van onze herinneringen nooit hoeven te vervagen.
