‘Niet dat horloge’, zegt pap. Ik tracht een klok om de pols van mam te leggen maar het bandje is slap. ‘Het lukt wel’, zeg ik. ‘Dat ding staat stil’, antwoordt pap. ‘Het is niet dat ze kijkt hoe laat het is, toch?’ vraag ik met een knipoog. Sinds mam dementie heeft zijn de grappen er niet minder om.
Elke dag is er een andere verpleegkundige die mam thuis bij het douchen helpt. Als die persoon later dan gepland komt of een andere naam heeft dan in het aangeleverde schema staat, is pap geïrriteerd.
Vanochtend open ik hun deur met mijn sleutel, en zeg met zware stem: ‘Goedemorgen! Dit is Margot, ik kom jullie billen vegen en neushaar knippen.’ Ze lachen. En zolang mam nog weet dat ik haar dochter ben, blijf ik dit doen.
Vandaag neem ik haar mee naar de laatste vaccinatie, zodat pap tijd voor zichzelf heeft. Bij de deur help ik mam in de jas. Als ze één arm in de mouw heeft, loopt ze doodleuk de gang op. “Stop! Wacht even… de andere kant moet nog”, zeg ik. Ze draait zich om waardoor ik de losse mouw misgrijp. Het gestuntel is komisch, we schieten in de lach.
De kleinste handelingen zoals veters strikken of een autogordel los- of vastmaken zijn een worsteling. En binnen de familie zijn de Alzheimer-fouten, vaak geestig. Als Puck (12) bijvoorbeeld vertelt dat ze een slaapfeestje geeft en oma waarschuwt dat ze niet ’teveel moet zuipen’, als er toetjes worden gegeten en opa de zoete pruimen lekker vindt en mam zegt: “Ja, want we hebben al een zure pruim zitten.”
Maar in het openbaar is het heel anders. Als we de priklocatie binnen lopen, trekt mam opstandig het mondkapje onder haar neus vandaan. Ik laat het. De vrouw die de documenten controleert ziet wat eraan scheelt. Dat is in de prikkamer wel anders.
“Gaat u daar maar zitten, dan kan ik uw moeder helpen.” De man wijst naar een hok naast de prikplek. “Ze is dement”, zeg ik. De man heeft geen idee wat-ie daarmee aan moet. “Ik help haar even met het vest.” Ik moet de regie overnemen aangezien het snel escaleren kan als mam door een vreemde wordt aangeraakt, laat staan uit de kleding geholpen wordt.
“Ik ga een prik in uw linkerarm geven”, de megalomane man articuleert en praat ineens gênant hard. “Je hoeft niet zo te schreeuwen” zegt mam. Na de prik loopt ze snel weg, ik ren er achteraan met het vest dat nog over de stoel hing. “Mam, we moeten hier nog even 15 minuten blijven zitten.”
Als we plaatsnemen, is de volgende patiënt aan de beurt, en aan de oeverloze conversatie achter het schot te horen is die nogal zenuwachtig. Zodra de vrouw de hoek om is en iedereen netjes gedag zegt, antwoordt mam. “Nou ja, mens. Doe niet zo overdreven.”
Ik wil zeggen dat ze dement is, maar laat het bij een gegeneerde blik. Ik wil me niet elke keer verontschuldigen voor de staat van mijn moeder. Waar ze bij zit moeten uitleggen dat ze, door een slinkend brein, de schaamte voorbij is.
Terwijl ik wat met m’n mobiel speel, staat er ineens een forse man voor ons. “U mag niet fotograferen.” Shit. “Natuurlijk,” zeg ik, “maar we fotograferen niet echt hoor.” Hij wijst naar een geel scherm in de hoek: “Daar mag u straks een selfie nemen.” Laat maar denk ik, als de man met wijde ‘Ik werk bij Carpetland’-armen wegloopt. Mam schudt het hoofd. “Die is niet goed snik! En echt veel te dik ook.” De man doet alsof-ie het niet gehoord heeft.
Als we thuiskomen en langs het keukenraam lopen, zie ik pap gebogen over tafel. Hij lijkt weggedommeld boven de puzzel van de krant. Hij zal toch niet in elkaar gezakt zijn?! Gelukkig staat-ie op zodra hij ons hoort.
In de gang neem ik afscheid en als ik mam knuffel, zegt ze: “Ik vond het hartstikke gezellig. En zodra jij moet dan ga ik wel met jou mee hoor, om te helpen.” Ik zwaai en loop, zoals altijd, met een brok in de keel weg. Dan hoor ik de zware stem van pap, die z’n hoofd nog om de hoek gooit: “Kom je volgende week dan wél de billen afvegen?”
Lees ook
Ineens staat hij voor me, de ex from hell: ‘Je bent nog steeds een sarcastisch wijf’
Volgende week zaterdag om 9.30 uur lees je weer een gloednieuwe column van Maaike op LINDA.nl.