Alles wat je kúnt, moet je ook dóen. Want als je iets niét doet, wéét je ook niet of je het kunt.
Ik heb me lang kunnen verschuilen achter de veronderstelling dat ik niets kan. Dat ik twee linkerhanden heb. Maar de juiste aanname zou zijn dat ik niet wéét of ik iets kan. Neem iets simpels als het vervangen van een spotje. In ons huis hebben we er meer dan veel in de plafonds. Regelmatig legt er een het loodje. Toch heb ik nog nooit een spotje vervangen, want: ik heb twee linkerhanden, ik kan dat niet. Het is niet zo dat ik dat hardop uitspreek. Het zit gewoon zo ingebakken bij mezelf en mijn omgeving, dat het door de jaren heen een vaststaand feit is geworden.
Het komt in niemands hoofd op om mij voor zo’n klusje te vragen. Ik heb het nooit gedaan. Een gaatje boren om een schilderijtje op te kunnen hangen? Nooit gedaan. Ik compenseer dat overigens ook niet met een stereotype vrouwelijke bezigheid, zoals het wassen van kleren. Ook nooit gedaan. Ik weet het, ik ben onuitstaanbaar op dat vlak. Ik lijk me verschrikkelijk om mee samen te wonen.
De oorzaak hiervan schuilt volgens mij in een combinatie van factoren. Ten eerste is er de overtuiging dat ik mijn tijd beter kan besteden, of liever: moet benutten. De gedachte dat ik loop te klooien met een boormachine, terwijl ik in die tijd ook een tekst had kunnen schrijven, zorgt ervoor dat ik de boormachine niet aanraak. Ten tweede, het bedje dat altijd gespreid is geweest. Mijn vader was een echte klusser, nam in huis alles op dat gebied op zich. Mijn moeder deed het andere: de was, het strijken, het stofzuigen. Boodschappen doen, dát was mijn taak, en dat kan ik dan ook als de beste. Ten derde kan ik niet onbenoemd laten dat ik ergens toch ook verschrikkelijk lui moet zijn. Maar er heeft de afgelopen jaren een lichte verschuiving plaatsgevonden. Ik werd namelijk vader, ik kreeg een nieuwe rol. Een vader moet vaderdingen doen.
Zelfs ík ben met het oog op die nieuwe rol verplicht om in iéder geval het speelgoed van mijn dochter zelf in elkaar te zetten. Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om daar een klusjesman voor te laten langskomen. Zo heb ik, toen dochtertje Kiki in aantocht was, haar box in elkaar geschroefd. Dat ging wel meteen gepaard met zo’n zelfde box vol met frustratie, want van alle boxen ter wereld hadden wíj net die ene gekocht waarvan enkele onderdelen ontbraken. Na twee uur klussen en vloeken, bleek dat er geen onderdelen ontbraken. Het was gelukt! Trots! Misschien ook maar eens een spotje vervangen, dacht ik meteen.
Achteraf had het ook wel iets triests. Het was nou niet bepaald een bovenmenselijke prestatie die ik had geleverd. Ik zette het ding simpelweg in elkaar, via een getekend stappenplan dat deel uitmaakte van de beschrijving. Het was eigenlijk een simpele puzzel, geen hogere wiskunde. Maar zelfs aan de hand van beschrijvingen kom ik er vaak niet uit. Ongemakkelijk voelde ik me toen ik, na het in elkaar zetten van een fietsje, drie schroeven óver had.
Nu ben ik bezig met het in elkaar zetten van een poppenhuis 2.0, in de vorm van een soort grachtenpand. Hier komt alle frustratie samen: ik mis een ‘draagbalkje’, heb twee moertjes te veel, de beschrijving mist een bladzijde en na zeventien minuten kom ik erachter dat YouTube me naar een vorig model van het poppenhuis heeft laten kijken. Ondertussen denk ik aan hoeveel teksten ik had kunnen schrijven. Het is inmiddels laat op de avond. Het spotje boven mijn hoofd knapt.
Ik ook.
Zanger Simon Keizer is getrouwd met Annemarie, vader van dochter Kiki (2) en schrijft op LINDA.nl maandelijks over werkelijk alles wat hij meemaakt in zijn leven. Simons volgende column verschijnt dinsdag 28 juli op LINDA.nl
Lees ook
Communiceren onder posts van onbekenden? Jammerlijke tendens