Zonder ooit voor de klas te willen staan, koos ik de studie geschiedenis. Toch kwam de vraag ‘wil je docent worden?’ geregeld voorbij. Wie studeert, wordt tenslotte een duidelijk carrièrepad opgestuurd. Toch?
Ik moest deze week denken aan de jonge mensen die beginnen aan studies die sceptische blikken oproepen. Filosofie, alles met (beeldende) kunst, Griekse en Latijnse taal en cultuur, theaterwetenschap: de meeste mensen snappen dat het leuk is, maar zien geen enkel carrièreperspectief.
‘Weg met de pretstudie’, preekt de VVD al enkele jaren trouw.
Dat al die ‘pret’ nergens toe leidt, wordt er al vroeg ingestampt. Als VWO’er ging ik van Natuur & Gezondheid naar ‘pretpakket’ Cultuur & Maatschappij. Scheikunde en biologie – vakken die ik vooral onder druk van de buitenwereld had gekozen – ruilde ik in voor kunst, geschiedenis en filosofie. Een klasgenoot, afkeurende frons in het zestienjarige voorhoofd, draaide zich naar me toe. “O. Dus je hebt de makkelijke weg gekozen?”
Het is complete onzin dat studies over kunst, cultuur en filosofie tot werkeloosheid moeten leiden. Eén aanname klopt wel. Ze leiden je zelden in een rechte lijn richting een specifieke carrière. Natuurlijk: sommige studenten worden hoogleraren, schrijvers of acteurs. Maar ik ken ook filosofen die creatieve consultants zijn geworden, en kunstenaars die onderzoek doen. Hun unieke blik is wat hen succesvol en onmisbaar maakt.
Ondertussen krijgt de cultuurwetenschapper die bij een ministerie of bank werkt te horen dat ze ‘niets’ met haar studie doet. Wie dat zegt, weet niet waar veel universitaire opleidingen voor staan. Je ontwikkelt een eigen blik op de wereld, ontdekt wat je leuk vindt, waar je krachten en zwaktes liggen.
Met analytische vaardigheden en creatieve vermogens op zak, moet je de weg naar een carrière vervolgens alleen wel zélf banen. Wat de maatschappij aanmoedigt – checklists afvinken en zo snel mogelijk een diploma pakken – geeft deze groep studenten alles behalve een baangarantie. Ze moeten (levens)ervaring opdoen: stages lopen, in het buitenland studeren, alvast freelancen of in een commissie stappen.
Niet alle opleidingen stimuleren dat. Bij een introductie werd mij ooit verteld dat we maar geen stage moesten lopen, want dat zou alleen maar tot studievertraging leiden. Ik denk dan: beter een beetje vertraging, dan geen baan. En als met name universiteiten wat meer ruimte en aandacht zouden inbouwen voor (werk)ervaring, is het gevreesde oponthoud niet eens nodig.
Een dokterszoon die van het Amsterdams Lyceum de ‘liberal arts’ in is gerold, heeft dat allemaal niet nodig. Hij weet wat hij moet doen, en heeft ouders die hem daarin (financieel) ondersteunen. De mensen die ik ken die na hun universitaire studie nauwelijks een baan konden vinden, waren vaak de eersten in hun familie die dit bereikt hadden. Ze hadden, als je het de politiek vraagt, alles goed gedaan. Maar dat bleek een moeilijke weg.
In tijden van inflatie zal het gapende gat tussen verschillende sociale groepen in het hoger onderwijs alleen maar groter worden. Angst is ook op de universiteit geen goed raadgever, en het budget zal voor steeds meer mensen niet toereikend zijn om die slecht betaalde zomerstage te doen.
Ongetwijfeld mogen sommige opleidingen verdwijnen – zelfs ik heb ‘vrijetijdswetenschappen’ altijd wat onzinnig gevonden. Maar veel zogenaamde ‘pretstudies’ brengen juist creatieve mensen voort. Wat ontbreekt, is realistische voorlichting én begeleiding. Weet aan welk hobbelig pad je begint. Misschien past een kansrijke beroepsopleiding beter, of ga jij met wat extra knowhow juist wél glansrijk door die ‘pretstudie’ heen.
Het idee dat je zelf de weg naar succes zou moeten kennen, of dat ‘echte toppers’ tegen de stroom inzwemmen, is hopeloos elitair.
