Ik zet net de schuimkraag van een heerlijk fluitje aan mijn lippen, als een harde stem in mijn oor tettert: ‘Is Femke Halsema de stad al uitgezet, of hoe zit dat?’ Terwijl ik er wel héél lang over doe om een slokje bier door te slikken, probeer ik te bedenken wat ik hier nu weer op ga zeggen.
Ik lach lafjes, en gebaar dat ik toch echt op Casanova moet dansen.
Botsende meningen komen in de beste kringen voor, maar voor al die wereldbeelden is het gourmetstel vaak net wat te klein. Aan mijn tafel valt dat godzijdank mee, dus mijn telefoon trilde deze kerst vol met veldslagen die gevoerd worden over andermans pompoensoep en kaasfondue.
Van slavernij-excuses tot boeren en neuscorrecties: het was me weer wat.
We zijn het steeds minder vaak met elkaar eens, en uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt dat we ons daar niet fijn bij voelen. Onder vrienden en familie ervaren we minder polarisatie omdat we ons graag met gelijkgestemde jaknikkers omringen. ‘Het Moeilijke Gesprek’ gaan we liever uit de weg. Want ja, leuk is dat niet. De geschokte blik van opa Cor, het gevoel of je onderdeel bent van een debatclub: we hebben er geen zin in.
Met opgetrokken schouders en ingetrokken kin schuiven we eens per jaar aan, om na de Viennetta zo snel mogelijk naar ons eigen honk te vertrekken.
Het doet me denken aan het gesprek dat ik eind 2021 met Sjoerd Beugelsdijk voerde. De hoogleraar economie wees ons op de ‘perfecte storm’ die door ons land raasde. Een jaar later is deze nog niet gaan liggen.
Of we het nu hebben over kansen, het geld dat binnenkomt, wel of geen treinstation in je woonplaats: onze leefwerelden liggen steeds verder uit elkaar. Maar luisteren naar wat er in een hersenpan omgaat die je totáál niet begrijpt, blijft lastig. Zeker als de rol die jij in dat wereldbeeld speelt je wellicht niet bevalt. Zoals Beugelsdijk het zo goed zei: “Nederlanders zijn goed in zenden en beuken uitdelen, maar kunnen minder goed incasseren.”
Ook ik vind er weinig aan om Het Moeilijke Gesprek te voeren. Zeker niet als ik zelf een beuk moet incasseren die terecht is. Of er eentje moet uitdelen aan iemand die me lief is. Maar Casanova kan me niet altijd komen redden.
Als ik dit jaar mijn geboortestreek inreed, werd ik begroet door ontelbare omgekeerde vlaggen. Groot, klein, vaak vergezeld door boze spandoeken. Soms wilde ik de auto omkeren, zo naar werd ik ervan. Niet om de vlaggen zelf, maar vooral doordat die woede zo ver van me afstond. Ik betrapte me erop dat ik hoopte dat een bekende mijn mening vooral niet zou vragen.
Geen zin in de debatclub.
Dat past niet bij me, maar sinds de pandemie lijkt Het Moeilijke Gesprek steeds wat zeldzamer te worden. Met al dat thuiswerken en bestellen kon je andersdenkende kennissen of voorbijgangers met een totaal ander leven moeiteloos ontwijken. Ik vraag me dus af: wanneer heb ik privé mijn laatste Moeilijke Gesprek gevoerd? En dan bedoel ik geen pittige discussie – er moet wel angstzweet aan te pas komen. Wanneer gooide ik alles op tafel bij iemand die mij een idioot vond, en heb ik de ander ook écht gehoord?
Ik weet het niet meer, wat betekent dat het te lang geleden is. Pappen en nathouden is zó 2022, in 2023 stappen we de ongemakkelijke storm weer in.
