Natuurlijk, het is mijn eigen schuld. Natuurlijk had ik beter moeten opletten. En natuurlijk heb ik nergens een reservekopie.
Vijf minuten voor het gebeurde, vroeg een eindredacteur nog aan me of ze hem niet beter in haar zak kon steken. Maar omdat alle info die ik nodig had op mijn telefoon stond, hield ik hem liever bij me.
Ik ben in Noorwegen voor opnames en stond vanochtend op een rib, een opblaasbare rubberen boot met daarachter 600 pk aan motoren, op een kandidaat te wachten. Toen hij eenmaal aan boord was, voeren we naar de volgende locatie, mijn telefoon in mijn achterzak.
Zittend op de rand van de boot scheurden we met 90 kilometer per uur over het Lysefjord. Ga er eens heen, het is er prachtig. Een tegemoetkomende boot maakte golven waar wij overheen moesten. Op één van die golven voelde ik hem uit mijn zakken glijden.
Ik draaide me in een flits om en zag mijn trouwe vriend naar de bodem zakken als Jack aan het einde van Titanic. Een korte blik op de dieptemeter leerde me dat het hier tweehonderd meter diep was. Een afscheid was onafwendbaar.
Uiteraard ben ik een halve boomer die bij elke melding over opslag in de cloud dacht: komt wel een keertje. En nu ben ik alles kwijt: notities van geniale nachtelijke ideeën, foto’s van de kinderen en mijn levenslijn met thuis. En de rest van de wereld.
Met een mobiel van een cameraman belde ik mijn vrouw: tot mijn thuiskomst ben ik onbereikbaar. Zij moest er kostelijk om lachen en zei dat dit wel eens goed voor me zou zijn. En ik moest hier met het schaamrood op de kaken toegeven: ze had gelijk.
De eerste dag had ik nog last van fantoomtelefoon; meermaals schrok ik en greep gehaast naar de lege broekzak, me al snel realiserend dat ik niks kwijt kon zijn, want ik was het al kwijt. Ook de trillingen die geen meldingen konden zijn waren een spiegel voor me.
Het lekkerste vind ik dat ik, naast doelloos scrollen naar niks, vaak geen idee heb hoe laat het is. Vanavond dronken we nog een biertje en zei iemand dat hij naar bed ging. Ik vroeg me af hoe laat het was, maar kwam niet verder dan de schatting: ergens tussen negen en elf. Het was vijf voor half twaalf. Zalig.
Minder is dat tijdens bijvoorbeeld een diner pijnlijk duidelijk wordt dat de rest wel een telefoon bij zich heeft. Zodra het bord leeg is zit iedereen een kwartier apps bij te werken, in stilte. Ik kijk wat om me heen en leef helemaal in het hier en nu. Onzin natuurlijk, het is zeker louterend en lekker rustig, maar helemaal verstoken van telefoon is het toch ook niet voor mij.
Wel leuk dat dit de eerste column ooit is die ik met pen en papier heb geschreven: ambachtelijk vakwerk. Na terugkomst zal ik deze overtypen en per mail inleveren. Is er overigens iemand die nog een oude iPhone heeft liggen?
