Ik heb een geweldige tijdelijke baan, waarvoor ik deels op kantoor werk.
Toen ik er voor het eerst kwam, waande ik me in die Haribo-reclame waarin volwassenen met kinderstemmen met snoepjes kantoortje aan het spelen zijn. Mijn afdeling wordt gerund door kinderen!
Dat is natuurlijk niet waar. Het zijn kinderen van 32. Op die leeftijd stuurde ik ook een team aan. Maar van het besef dat ik nu bij de oudjes hoor, moet ik vrijwel dagelijks slikken. Net als van het feit dat een wereldschokkende carrièreswitch – naar welke andere carrière dan ook – er niet meer in zit.
Tot op de dag van vandaag heb ik spijt dat ik geen geneeskunde heb gestudeerd. Ik had dolgraag dokter willen worden. Ik kan goed tegen bloed en vind de anatomie van het menselijk lichaam fascinerend. Heel lang heb ik gedacht: misschien moet ik het alsnog gaan doen. Om tijd te winnen heb ik ook nog even overwogen om net als Leonardo DiCaprio in Catch Me If You Can een witte jas bij de feestwinkel te halen en met een stalen smoel gewoon maar in de ok te gaan staan, mijn hand uit te steken en heel serieus ‘scalpel’ te blaffen. Ik heb 20 seizoenen Grey’s Anatomy gezien, dus ik was waarschijnlijk een eind gekomen.
Maar misschien is het maar beter dat ik nooit de overstap gemaakt heb. Ik sta er niet per se om bekend dat ik dingen afmaak (mijn rechtenstudie is wat dat aangaat mijn ultieme showcase). Het zou wel iets voor mij zijn om als hartchirurg midden in een operatie te zeggen: ‘Ik heb eigenlijk niet zo’n zin meer’ en dan weg te lopen.
Iemand vroeg me pas wat mijn meest opvallend (bij)baan is geweest. Dat moet mijn horecacarrière zijn geweest. Ik werkte op proef in een groot eetcafé in Amsterdam-Zuid, waar vooral vlees op de kaart stond. Dat werd op een plat bord gelegd, frites en groenten serveerden we in aparte schaaltjes. Nou is vlees dat niet op hetzelfde bord op zijn plek gehouden wordt door bijgerechten, nogal glibberig. Op zich geen probleem, ware het niet dat mijn collega’s wél al gewend waren aan het drempeltje dat precies voor de keuken was aangelegd.
Ik vermoed dat veel gasten dachten dat mijn gestruikel en de gebroken wijnglazen en de steevast exploderende melkopschuimer een act waren – in sommige restaurants gaat de bediening zingen, in andere vindt blijkbaar een soort interactieve Laurel & Hardy-belevenis plaats. Maar dat drempeltje. Een stel gasten had spareribs besteld. Ik pakte de borden van de counter, bleef haken achter het drempeltje, en gleed plat op mijn buik een meter of drie de zaak in. De spareribs werden gelanceerd, en landden als een wonder precies naast de tafel waar ze heen moesten.
Terwijl ik nog op mijn buik lag, riep ik door het restaurant: “Tweemaal spareribs, eet smakelijk!” Ikzelf vond het relatief geestig opgelost, maar drie minuten later stond ik buiten te wachten op lijn 24. Mijn horecacarrière had precies vier dagen geduurd.
Mijn nieuwe collega’s hebben mijn gestuntel trouwens nog niet gezien. Ik ben pas één keer een paar treden van de trap gevallen, maar daar was niemand bij.
Wat kan ik zeggen? Ik kan mijn motoriek net zomin meer veranderen als mijn carrière.
