Mijn vader is fysiek een taaie. Op z’n 73e onderging hij een bypassoperatie (met drie omleidingen) en een paar jaar later kreeg hij een TIA tijdens het puzzelen. Hij is nu 84 en z’n brein werkt prima, helaas neemt het bewegingsapparaat geheel zelfstandig beslissingen.
Vorige maand merkte de fysiotherapeut op dat pap veel symptomen van parkinson vertoonde. Hij zag het aan de stramme beweging, de tremor in de hand en de wiebelige houding. De huisarts werd ingelicht en verwees mijn vader door.
Toen viel bij mij ook pas het kwartje. Wacht eens even, dacht ik, ik kan eigenlijk nog helemaal niet zo goed zonder m’n vader. Praktisch, want ik kan zijn auto lenen als die van mij naar de garage moet. Als ik onverwachte tegenvallers heb, biedt hij aan het gat te dichten. Maar vooral emotioneel: de vader-dochterband is hecht en dat is zo sinds mijn geboorte. Daar heeft in 48 jaar tijd nul fluctuatie gezeten. Zo’n mamakind als mijn broer was, zo op mijn vader gericht ben ik. Het idee dat-ie er straks wellicht niet meer is, wat reëel is, grijpt me al bij de strot.
Hij is meer dan een vader, hij is ook de geliefde opa van mijn pubers. Zij zullen je, zonder blikken of blozen, durven vertellen dat hij, by far, hun favoriete grootouder is. Het verlies van oma was vreselijk, al hadden ze met haar minder, en hun andere grootmoeder geeft ze weinig aandacht. Dus het idee dat opa er een keer tussenuit gaat knijpen is voor hen vooral een nachtmerrie.
Hij geeft ze cadeaus. Soms zijn het geschenken die hij zelf heeft gemaakt, zoals ringen of armbanden (op z’n zeventigste volgde hij nog een edelsmidcursus). Als we hem bezoeken heeft hij altijd wel chocolade of geld ‘voor wat leuks’ voor de meiden. Hij biedt aan hun lessen te betalen als ze een instrument willen leren spelen. En dat hij me soms uit de brand helpt, ontgaat hen ook niet. Hij is vast onderdeel van mijn eenoudergezin en de enige volwassen man in mijn dochters omgeving die ze met complimenten overlaadt. En ook al praat hij graag over zichzelf, want dat doe je als je alleen bent, de kleindochters vormen het hart van zijn levensvreugd.
Na wat testen en vragen kwam de diagnose bij de geriater die eigenlijk niemand verraste, maar het ineens officieel maakte: parkinson. Waarschijnlijk heeft pap het al een tijdje.
Toen ik daarna bij hem langsging nam ik wat lekkers mee voor bij de koffie. Monter zat hij aan tafel. Hij was opgelucht, blij dat het gekwakkel nu een naam had en de medicijnen vanaf het eerste moment leken aan te slaan. Ik zag hoop in zijn ogen.
Maar ik worstelde met mijn eigen gevoelens, het waren er veel en ze voelden tegenstrijdig. De ziekte is progressief, dus het wordt alleen maar slechter vanaf nu. Ik weet het, we gaan uiteindelijk allemaal ergens dood aan, maar kan hij niet gewoon tot zijn negentigste kwiek blijven en dan ineens omvallen? Wat als we nu weer zo’n hels palliatief zorgtraject krijgen?
Ik keek naar pap, die voorovergebogen aan tafel tergend langzaam het appeltaartje verorberde. Moet ik niet gewoon dankbaar zijn voor wat er nog wel is, dat-ie überhaupt nog leeft? Hoe ik ook m’n best deed, ik voelde het op dat moment gewoon niet.
Toen het tijd was om te vertrekken gaf ik hem een knuffel.
“Love you”, zei ik, want dat zeg ik hem altijd.
Hij lachte flauwtjes, greep mijn linkerhand beet en drukte er twee briefjes van twintig euro in. “Voor de meisjes.”
