Er bestaan vast mensen die het fantastisch vinden om actief te zijn in de vereniging van eigenaren van een appartementencomplex, de ouderraad van de crèche of school waar hun kinderen naar toe gaan, het bestuur van de voetbalclub of de lokale bridgevereniging. Maar ik hoor niet bij die mensen.
Mijn man hoort eigenlijk ook niet bij die mensen, maar hij is iets gevoeliger dan ik voor vleierij (“het zou zo goed zijn als er ook een man in de ouderraad zat!”) en heeft wellicht ook een beter karakter dan ik, dat valt niet uit te sluiten.
Ik kan me in ieder geval echt niet druk maken over welke beplanting er in de gezamenlijke tuin moet komen of het feit dat het bord aan de gevel van het kinderdagverblijf inmiddels meerdere letters mist. Sterker nog: ik heb zo’n hekel aan dat soort vergaderingen, dat ik ergens gewoon een beetje opgelucht was toen ik laatst onderweg van werk naar huis, waar ik die avond een VVE-meeting moest bijwonen omdat mijn wederhelft niet thuis was, van mijn fiets werd gereden door een automobilist.
Oké, die gebroken neus was onhandig en op de eerste hulp van het ziekenhuis was het nou ook niet echt heel gezellig, maar ik had wél een uitstekend excuus om me af te melden voor de vereniging van eigenaren. En ik kon in plaats daarvan toen ik eindelijk thuis was chocola eten op de bank. Want ik was immers niet aan het spijbelen, maar best een beetje zielig. Dit ligt allemaal overigens niet aan mijn buren, noch aan de andere ouders op de crèche, want dat zijn allemaal vriendelijke types met wie ik het prima kan vinden. Dat was in een eerder appartementencomplex waar ik woonde wel anders. Daar werd de Vereniging van Eigenaren aangevoerd door een stelletje machtswellustelingen die hun taken wel erg serieus namen.
Zo vond ik direct een officiële brief van de vereniging op mijn deurmat nadat mijn puppy het twee keer had gewaagd zijn blaas op de betonnen galerij te ledigen in plaats van buiten op straat. Het beestje was pas negen weken oud, nog niet geheel zindelijk en redde het dus niet altijd tot we van de zesde verdieping, waar ik woonde, beneden waren. Bovendien had ik het minplasje steeds direct weggespoeld met een sopje en daarna ook nog eens braaf de vloer geschrobd met bleek.
Maar daar had het VVE bestuur allemaal weinig boodschap aan. In onze flat werd niet op de galerij gepist, punt. Dit soort uitermate belangrijke zaken bespraken ze bij voorkeur aan de picknicktafel die in onze gezamenlijke tuin stond en die zij als uitermate belangrijk bestuur zijnde min of meer hadden ingepikt. Zo konden ze tenminste in de gaten houden of er geen kind per ongeluk door de bloemenperken banjerde (verboden!) of een bal of loopfiets tussen de struiken werd achtergelaten (ook verboden!).
Dat is vaak het probleem met dit soort clubs (naast het feit dat het allemaal nogal veel tijd kost, die ik – eerlijk is eerlijk – liever spendeer aan Netflix): de actievelingen zijn regelmatig wel erg dol op de beperkte macht die ze kunnen uitoefenen. Zulke macht interesseert mij persoonlijk geen hol, sowieso vind ik autoriteit weinig boeiend – er is aan mij geen dictator van een middelgroot land verloren gegaan, zeg maar.
Eigenlijk verleen ik de mensen die daar wél dol op zijn dus een gunst door me zo weinig mogelijk met de organisatie te bemoeien. Kunnen zij zich bezighouden met uitermate belangwekkende zaken als ‘wie is verantwoordelijk voor het onkruid tussen de tegels op de parkeerplaats?’ en ‘is de thermometer een invasief instrument?’, terwijl ik iets leuks doe. Iedereen tevreden.
