Goh, wat snakte ik naar een portie ouderwets gekonkel, crisissen, ellebogenwerk onder acteurs, regisseurs die onterecht tegen je uitvallen, loyaliteitskwesties. Drama en emotie. Maar nee, niets.
Geen hoge pieken of diepe dalen. Met de wereld op slot blijft er ook een hoop ellende uit.
Het verlangen naar onthulde liefdesaffaires op de filmset of aanvaringen onder toneelspelers. Zoals die keer toen ik als kersverse stagiaire onbedoeld de hoofdrolspeler afdekte op het toneel. Een harde les. Je gaat nóóit voor een beroemde acteur staan. Geef me het gekibbel over wie op de passagiersstoel mag zitten tijdens de tournee, dat kon nogal afhankelijk zijn van je acteursstatus of nominatie van toneelprijzen. Het geroddel over welke schrijver onterecht een literaire prijs had gewonnen. “Ik hoorde dat zijn stagiaire het hele manuscript heeft geschreven”, werd er eens in mijn oor gefluisterd. “Neeee!” “Jawel, en het boek is vreselijk.”
Als je een wekelijkse column hebt, kun je je geen vlakke week permitteren, lockdown of niet. Bij een woeste uitfoeterij had ik er iets prachtigs van weten te breien. Het enige noemenswaardige aan mijn week is dat ik tijdens het wandelen een specht heb gehoord. Niet eens gezien, gehóórd. En dat blijkt niets bijzonders, las ik later op het internet.
Iets doen buiten mijn comfort zone levert in het creatieve proces altijd wel iets op. Dan maar de koude zee in. Een verlate nieuwjaarsduik. Helaas, ik voelde me, in tegenstelling tot de beloftes, niet herboren. Sterker nog: na afloop had ik er zelfs behoorlijk spijt van. Met een koud hoofd en natte tenen liep ik nog kilometers voor ik bij de auto was. Verdwaald. Een heerlijke chocomelk met warme appeltaart had de schrik tenminste iets kunnen verlichten, als de strandtent niet was afgebroken. Met een gortdroge keel – ik had van de kou-schrik een hoop zeewater opgeslokt – vond ik tegen de schemer weer de auto.
Ik verlangde naar iets desastreus, iets compleets onterechts, een ober die een bevroren dorade serveert, een bioscoopmedewerker die me de vreselijkste ziektes naar mijn hoofd slingert, een winkelbediende die me een te dure jas aansmeert, een voordringer in het pretpark, een valse aap die me aanvalt in de dierentuin, desnoods. Zodra de boel weer open mag, neem ik de ellende wel voor lief.
Ik besloot maar een cake te bakken, al wist ik dat de kans dat daar een verhaal uit zou komen nihil zou zijn. Aan de kassa hield ik nog expres mijn koptelefoon op, en riep ik verwijtend tegen de caissière dat ik haar niet kon verstaan, al was het om een reactie op te roepen, alles voor de kunsten, maar tevergeefs. Ze gaf me, toen ze mijn ingrediënten zag, zelfs nog een tip hoe ik de cake luchtig kon houden. Dat is toch geen leven als schrijver? Vriendelijkheid alom. In tijden van weinig externe prikkels moeten we het rijke leven steeds maar ergens diep uit onszelf halen. En omarmen wat een lockdown ook met zich meebrengt: het uitblijven van een heel specifiek soort ellende.
