Op het moment dat ik dit schrijf, is het precies een jaar geleden. We waren onderweg naar het ziekenhuis om mijn broer te bezoeken, toen we een berichtje kregen dat hij zojuist zijn laatste adem had uitgeblazen.
Hoop is onverwoestbaar. Zelfs wanneer je iemand iedere dag een beetje ziet sterven, blijf je hoop houden.
Zijn laatste dagen zocht ik koortsig informatie op over behandelingen, medische wonderen, levertransplantaties. ‘Zijn nieren zijn er ook mee opgehouden’, kreeg ik te horen. ‘Maar dan kan hij een nier van mij krijgen’, probeerde ik nog.
Tegen de tijd dat we de parkeergarage van het ziekenhuis inreden, kwam het eerste appje binnen. Het nieuws was al bekendgemaakt. Zo snel. Te snel. Een groot schrijver was heengegaan. Terwijl buiten het kabaal over zijn overlijden het nieuws domineerde, overheerste binnen bij hem de stilte, het ongeloof en snijdende verdriet.
Mijn telefoon had ik op stil gezet, maar niet uit, want mijn zus en broer in Marokko moesten op de hoogte gebracht worden en daardoor zag ik een kluwen van berichten die binnenkwam, de telefoon die constant overging zonder geluid te maken. Geluidloze herrie, dat was het. Ondertussen zaten wij verslagen naast elkaar. Om beurten gingen we bij hem zitten.
De dood is zo overweldigend dat het alles klein maakt. De buitenwereld, mensen die als horzels in je leven rondzoemen, de discussies op Twitter, het debat, onenigheid. Niets van dat alles doet er nog toe. De dood sleurt je aan de oren terug naar de kern, naar waar het echt om gaat: je dierbaren die je niet wil verliezen.
Verdoofd reden we terug naar huis. De verbijstering was groot. Hij zou niet meer achter zijn laptop zitten, niet meer over de straten van Amsterdam lopen. Wanhopig snikkend zat ik op de bank toen ik besloot brood te gaan maken. Leven te scheppen uit bloem, water, gist en zout.
Hij deed dat ook met de boeken die hij schreef. Levens op papier creëren, wonderlijke verhalen, woorden die dansen, kunstjes uithalen. Boeken die blijven, verhalen die vervoeren en een taal die hij verrijkt heeft met zijn fantastische talent.
Wie zegt dat hij de straten van Amsterdam niet meer zal bewandelen? Hij zal dat nog generaties doen. Met elk boek van hem dat in de boekhandel of bibliotheek ligt, door een toevallige bezoeker in de hand wordt genomen, afgerekend, mee naar huis genomen, reist Hafid mee. Achterop de fiets, langs de grachten. Voor altijd bij ons.
