In 2019 was ik in Singapore voor de bekendmaking van The World’s 50 Best, de lijst met beste restaurants ter wereld. Op de lijst ontbrak, met uitzondering van een enkel Zuid-Afrikaans restaurant, heel Afrika en het Midden-Oosten.
En niet alleen op die lijst. Alle grote instituten laten dat deel van de wereld links liggen.
Tijdens de persconferentie vroeg ik aan de organisatie, die zich in zegt te zetten voor diversiteit en inclusie, wanneer Afrika en het Midden-Oosten ook eens aandacht zouden krijgen. De landen daar hebben een rijke, culinaire cultuur die erkenning verdient. Ze vonden het wat ongemakkelijk, maar dachten er zeker over na. ‘Baby steps’, was het antwoord.
En nu, drie jaar later, was het dan zover. Afgelopen week werden in Abu Dhabi met veel tromgeroffel de 50 beste restaurants van Noord-Afrika en het Midden-Oosten (de zogeheten MENA regio) bekendgemaakt. Ik had er eigenlijk bij willen zijn, maar redde het niet. Gelukkig maar, want ik had me belazerd gevoeld als ik wel een vliegticket had gekocht.
Wat blijkt namelijk: de lijst zit bomvol westerse en Aziatische restaurants met slechts een handvol restaurants met een lokale keuken – de meeste daarvan van oudgedienden waar iedereen al mee dweept. Weinig nieuws dus.
Ik vind het een schoolvoorbeeld van diversiteit en inclusie volgens westerse organisaties: het is puur uiterlijk vertoon. Iets wat je even snel kunt afvinken en waar je mee kunt pronken, maar waar wezenlijk helemaal niets mee verandert. Diversiteit betekent in de praktijk nog al te vaak dat mensen morrend worden aangenomen op voorwaarde dat ze zich aanpassen aan de heersende cultuur. Ze worden zo gekneed dat ze netjes in de pas lopen en de boel niet verstoren. Maar dat is geen diversiteit, dat is een farce. Diversiteit kan alleen werken als je de verschillen omarmt.
Diversiteit is bovendien geen walhalla, het betekent schuring, ongemak, gewenning. Alleen als je bereid bent dat te accepteren, kun je de rijkdom ervan zien: de verschillende perspectieven waar je nooit bewust van was, bijvoorbeeld. Of zoals in het geval van de restaurants: fantastische tradities en gerechten die weer heel andere culinaire registers verkennen of die juist verrassend vertrouwd voelen.
Dan kun je nu natuurlijk opperen dat de restaurants met lokale eetcultuur misschien niet zo bijzonder zijn. Dat ze voor kwaliteit zijn gegaan. Maar dat is klinkklare onzin. Als je een gebied gaat verkennen, moet je je erin te verdiepen. Dat vergt tijd. Om restaurants een eerlijke kans te geven en niet de weg van de minste weerstand te nemen, moet je investeren en bereid zijn nieuwe wegen in te slaan. Daarbij heb ik, ondanks mijn zeer beperkte middelen, best wat restaurants in de regio, maar ook toprestaurants over de hele wereld geprobeerd. En ik wéét dus dat er heel veel bijzonders te ontdekken is in Noord-Afrika en het Midden-Oosten.
Naar de regio gaan en dan westerse en Aziatische restaurants onderscheiden, is een regelrechte schoffering. Het is alsof je bij mensen thuiskomt, je neus ophaalt voor hun eten en het bij je eigen prakkie houdt.
Het kenmerkt de ongelijkwaardige en neerbuigende manier waarop het Westen met Afrika en het Midden-Oosten omgaat.
Met eten breek je, net als met taal, barrières af en verklein je afstanden. Je vertelt er iets mee: over je land, cultuur, geschiedenis en tradities. Door eten te delen, ga je een verbintenis aan. Je geeft iets van jezelf weg. Het minste wat je als organisatie dan kunt doen, is je taak serieus nemen en dat aannemen. En anders moet je gewoon wegblijven.
