Een waarschuwing: in dit verslag zitten schokkende beelden. Dat zei een NOS-nieuwslezer voorafgaand aan een reportage over Marioepol in Oekraïne, maar het geldt ook voor deze column. Op tv zag ik namelijk hoe dode burgers, gewikkeld in vuilniszakken en tapijten, door vrijwilligers in een massagraf werden geworpen. Ik dacht aan de onschuldige levens die vroegtijdig zijn afgekapt, maar in een oorlog is er geen tijd voor een waardig afscheid.
Hoe moet je die nare beelden verwerken, vanuit een comfortabele huiskamer in het veilige Westen? Het zou verdriet moeten opwekken, omdat het verschrikkelijke taferelen zijn, van hoogzwangere vrouwen die bebloed worden weggedragen. Maar we worden ook murw geslagen door al dat geweld. Dus doseren we het slechte nieuws, leggen de mobiel wat vaker weg en zoeken afleiding. Van dat negatieve ’doomscrollen’ wordt niemand beter.
Mensen van mijn leeftijd en jonger zijn opgegroeid in een onwerkelijke beeldcultuur. Ik was net 18 toen ik op CNN het tweede vliegtuig in het World Trade Center zag vliegen, gevolgd door enorme explosies. We zagen ook hoe wanhopige mensen uit de torens sprongen om niet levend te verbranden. Het was niet te bevatten dat er tijdens 9/11 duizenden mensen omkwamen. Het gebeurde op tv, en wat op tv gebeurt voelt niet echt.
Voor jonge, beschermde westerlingen is oorlog vooral iets uit games en blockbusters, waar het er vaak bloederig aan toegaat. Schietspelletjes maken ons ook minder gevoelig voor geweld in de echte wereld. Toen ik van de week dronebeelden zag van het Oekraïense leger dat een Russisch konvooi bombardeerde, dacht ik: dit lijkt wel een computerspel. Dat is een absurde associatie, maar wel één die tekenend is voor de tijd waarin we leven.
En dan de gekmakende carrousel van sociale media. We swipen van gebombardeerde woonflats naar vakantieselfies, van schuilkelders naar hippe restaurants. Ik post ook over demonstraties tegen Rusland, gevolgd door een foto van het voorjaarszonnetje. Ik krijg tranen in mijn ogen van bange Oekraïense ouderen, lach daarna om een dierenfilmpje, en voel me vervolgens schuldig over mijn vluchtige, contrasterende gevoelens.
Media worstelen ook met gruwelijke oorlogstaferelen in Oekraïne, schrijft The Washington Post. In een predigitale wereld waren fotoredacteuren terughoudender, om ’lezers niet te laten schrikken aan de ontbijttafel’. Dat is achterhaald, nu expliciete beelden vanuit alle hoeken op ons afkomen. De livestream van oorlogsgeweld heeft ons afgestompt. Als we een waarschuwing zien, klikken er we er toch op, want we zijn verslaafd geraakt aan prikkels.
Met alle leugens die Rusland verspreidt over de oorlog is het van levensbelang dat onafhankelijke media geverifieerde berichten met de wereld delen. Maar hoe meer informatie we tot ons nemen, hoe minder er blijft hangen. Wegkijken of toekijken, het voelt allebei verkeerd. Maar hoe betrokken kun je zijn op afstand? Hoeveel geld moet je doneren om je geweten te sussen? Je doet nooit genoeg, maar alles is beter dan niets.
