Of we verbaasd zijn? Niet echt. Uit nieuw onderzoek blijkt dat jongeren steeds vaker de zoektocht naar een koophuis opgeven. De stijgende huizenprijzen zijn daar deels verantwoordelijk voor.
Koophuisje Huurhuisje, boompje, beestje, it is.
Jongeren een huis kopen? ‘Onmogelijk’
Als je opgroeit, is één van de grote toekomstdromen vaak: ooit een huis kopen. Die droom laten jongeren tegenwoordig steeds vaker varen, blijkt uit onderzoek van Rabobank. In 2024 wilde 53 procent van de jongeren (25-34 jaar) een eigen huis kopen, terwijl dat bij een vorig onderzoek nog 58 procent was. Vooral jonge stellen met een gezamenlijk inkomen van minder dan twee keer modaal (89.000 euro bruto per jaar) laten hun koopdroom varen. Ook jongeren tot 25 worden moedelozer. Slechts 27 procent van deze groep wil nog een huis kopen, terwijl dat bij het onderzoek uit 2022 nog 34 procent was.
Reden voor de daling? “Door de snelle huizenprijsstijgingen en de krappe woningmarkt is het denkbaar dat huizenzoekers niet langer verwachten dat een koophuis tot de mogelijkheden behoort. En uiteindelijk laten ze daardoor hun koopwens varen”, deelt econoom Carola de Groot. Daarnaast stijgen de huizenprijzen harder dan de lonen, waardoor koophuizen steeds onbetaalbaarder worden voor starters.
Huiseigenaar
Toch is het niet voor alle jongeren onmogelijk om huiseigenaar te worden. Jongeren die deze titel in de afgelopen twee jaar wel aan hun cv toevoegden, verdienden bovenmodaal. ‘Gemiddeld hadden zij een inkomen van bijna 88.000 euro bruto per huishouden’, schrijft NU.nl.