REAL LIFE

'Zonder zakje om in over te geven ging ik de deur niet uit'

Festivals, bbq’s, hitte: door haar overgeef­angst heeft Naomi Hilferink (28) het in de zomer extra zwaar. “In een drukke trein denk ik: ik moet er nú uit.”

“De zomer is voor mij pittig. Het is dan warm, en hitte triggert mijn overgeef-angst. Dan ga ik zweten en word ik misselijk. Frisse lucht doet me altijd goed bij een paniekaanval, maar ’s zomers is de lucht drukkend en broeierig. Op klamme dagen blijf ik liever binnen. BBQ’s vind ik een ramp, daar doe ik sowieso niet aan. Het eten staat dan buiten in de warmte en ik ben bang dat het vlees niet goed doorbakken is. Festivals bezoek ik ook niet, uit angst om misselijk te worden en in de drukte niet weg te kunnen. Veel mensen zijn blij met een warme, zonnige zomer, maar ik niet. Geef mij maar de herfst en de winter.

Zeven jaar geleden was ik op vakantie op Sicilië toen ik een zware voedselvergiftiging kreeg van een pasta met zeevruchten. De avond begon gezellig, totdat ik ’s nachts vanuit het niets doodziek wakker werd en begon te spugen. Ik wilde het braken stoppen maar dat lukte niet, het bleef eruit komen. Dat controleverlies vond ik vreselijk. Een halfjaar na de voedselvergiftiging zat ik in de drukke ochtendspits in de trein, toen ik plots voor het eerst een paniekaanval kreeg. Ik kreeg het heel warm, begon te zweten en was kotsmisselijk. Als een sardientje zat ik ingeklemd tussen de andere passagiers, terwijl ik alleen maar dacht: ik moet er nú uit. Dat ik niet uit de trein kon, gaf me nog meer paniek. Ik was doodsbang dat ik moest overgeven en koppelde dit aan de voedselvergiftiging die ik eerder op vakantie had gehad. Misschien had ik weer iets verkeerds gegeten. Wat als het me weer zou gebeuren dat ik geen enkele controle heb over mijn lichaam? Wat was ik blij toen ik eindelijk kon uitstappen. Maar hierna kreeg ik angst voor de angst. Ik was erg bang dat ik weer misselijk zou worden en misschien moest spugen. Dit ging van kwaad tot erger. Ik dacht zo veel na over mogelijke rampscenario’s dat ik mijn klachten ging manifesteren: ik maakte mezelf dus misselijk. Om me zekerder te voelen, had ik altijd een noodpakket paraat. In mijn grote tas had ik een kleinere tas met cola, gemberpillen, een flesje water en Rennies – allemaal tegen de misselijkheid. Plus een plastic tasje waarin ik in geval van nood kon overgeven. Zonder dit noodpakket ging ik de deur niet uit.

De overgeefangst breidde zich uit naar andere drukke plekken waar ik niet meteen weg kon. Zoals wanneer ik in de auto in een file terechtkwam. Ik ging het liefste niet uit in een drukke kroeg vol dronken mensen die wellicht moesten braken. En áls ik ergens uit was, zocht ik meteen de nooduitgang. Alcohol dronk ik sowieso niet, omdat ik geen risico wilde lopen op misselijkheid. Theaters en concerten meed ik ook.
Omdat de voedselvergiftiging destijds ’s nachts was begonnen, werd ik bang om in mijn slaap weer beroerd te worden. Ik praatte mezelf ziek als ik naar bed ging. Zo erg, dat ik een emmer naast mijn bed zette om in te kotsen. Wat trouwens niet gebeurde, maar toch stelde dat me niet gerust. Mijn angst werd een dagelijkse strijd. Ik durfde niet ver van huis te gaan en zeker niet alleen. Want wat als ik ziek zou worden, hoe kwam ik dan in mijn eentje weer thuis? Uit eten gaan deed ik liever niet omdat ik bang was dat het eten niet goed was bereid. Als ik naar een restaurant ging nam ik iets ‘veiligs’, meestal een vegetarisch gerecht, en sowieso geen mosselen, garnalen of rauw vlees. Ik was single en daten bleek moeilijk met een overgeeffobie. Op mijn eerste date met mijn huidige vriend gingen we uit eten. In het restaurant kreeg ik een hevige paniekaanval, ik stormde de deur uit voor frisse lucht. Pas op de vijfde date durfde ik hem te vertellen waar ik last van heb. Het was de eerste keer dat ik erover sprak. Ik vond hem zó leuk en wilde mijn leven met hem gaan delen, dus hij moest het weten. Hij reageerde lief en begripvol. Dat hij het wist was een opluchting, want als ik even een rotmoment had, kon ik dat met hem delen en dan werd de angst meteen minder.

Zeven jaar lang hield ik mijn fobie geheim. Behalve met mijn vriend praatte ik er met niemand over. Want dat had ik mezelf al jong aangeleerd: me groot houden, doen alsof er niets aan de hand is. Toen ik vijftien was overleed mijn vader compleet onverwachts door suïcide. Dat stopte ik heel diep weg. Op school was ik plots ‘het meisje van wie de vader zelfmoord had gepleegd’. Dat vond ik vreselijk, ik wilde niet zielig gevonden worden of opvallen. Dus haalde ik hoge cijfers en was ik altijd vrolijk in de hoop dat mensen me sterk vonden. Zo ging ik ook met mijn overgeefangst om: ik wilde me niet kwetsbaar opstellen en ook niet dat anderen zich zorgen om me maakten. Net als mijn vader, van wie niemand wist dat hij suïcidaal was, was ik een kei in mooi weer spelen.
Niemand vindt het prettig om over te geven. Maar emeto-fobie, zoals overgeefangst heet, gaat verder dan dat. Ik ben intens bang om de controle te verliezen over mijn lichaam, zoals die nacht op Sicilië. Ik ben bang dat ik in een menigte moet overgeven en dat mensen me vies vinden. Daarbij speelt schaamte dus een rol. Leven met een fobie is doodvermoeiend. Het kost zo veel energie, ik was standaard moe van een masker opzetten naar de buitenwereld en van de angst die constant door mijn hoofd raasde. De onbevangenheid was weg, altijd was ik ermee bezig. En ik was eenzaam, ik dacht dat ik de enige was die hier last van had. Ik ben gek aan het worden, dacht ik vaak.

MEER MEIDEN

DEALS

LIFESTYLE

Promotional Border
Funny columns, persoonlijke verhalen en lekkere deals in je inbox.

Funny columns, persoonlijke verhalen en lekkere deals in je inbox.

Meld aan

EXCLUSIEF VOOR MEMBERS