Sanne Vogel

Interview

Sanne Vogel

Actrice, schrijfster en regisseur Sanne Vogel is drager van het BRCA1-gen. “Mijn intuïtie zei dat het foute boel was. Mijn borsten moesten eraf en die eierstokken eruit, zo snel mogelijk.”

SOMS MOET ZE HUILEN VAN GELUK. Bijvoorbeeld als ze met haar gezin aan het fietsen is, van boerderij naar tuinderij, om biologisch fruit en groenten in te slaan. Sinds anderhalf jaar woont Sanne Vogel in een dorp tussen boerderijen en bossen. Amsterdam verlaten na 21 jaar voelde als het uitmaken van een verkering. Ze is nog altijd op haar gemak in de hoofdstad, maar ze werd gek van dat irritante gebrek aan ruimte en het teveel aan prikkels. Kiezen voor een huis aan een rustig laantje en genoeg  plek voor tweeling Bella en Loewy om te spelen, voelde heel logisch.

Sanne zet haar favoriete Christmas tea, en loopt dan vanuit de keuken langs kamers waar al maanden verbouwd wordt. Er komt een kook­studio waar Sanne kan losgaan op haar geliefde hobby – ze fantaseert al van een eigen kookprogramma. Niet gek voor iemand die sinds haar vijftiende opschrijft waar ze van droomt, en haar doelen najaagt omdat ze het gevoel heeft dat er gelééfd moet worden, en gauw ook. Al is er ook iets dat haar dwingt om pas op de plaats te maken. Dat ‘iets’ betreft kankergen BRCA1, waarbij mutaties zorgen voor een ernstig verhoogd risico op borst- en eierstokkanker. Het afgelopen halfjaar werd Sanne drie keer geopereerd. De meest ingrijpende operatie duurde tien uur, de meest recente is op moment van interviewen drie weken geleden.
Hoe ontdekte je dat erfelijke aanleg voor dit kankergen hebt?
“Vanaf mijn vijftiende wist ik dat ik vijftig procent kans had om gendrager van BRCA1 te zijn. Mijn oma van mijn vaders kant is lang voor mijn geboorte overleden aan borstkanker en op één zus na ook haar zussen. Indertijd werd er niet getest op het gen. Veel achternichten overleden aan borstkanker en toen ik dertien was ook mijn tante. Ik was heel erg bezig met haar dood omdat ik goed bevriend was met mijn nichtje, haar dochter. Intussen was er in de familie een onderzoek gestart naar de vele gevallen van kanker en bleek mijn vader het BRCA1-gen te dragen. Dat moment kan ik me niet herinneren, ik was vooral bezig met de dood van mijn tante. Het was afgrijselijk, ze liet drie kinderen achter waaronder een dochter van drie. Mijn ­gevoelens stopte ik in een gedicht met als eerste zin: Ik wil dood. Ik won er de derde prijs in de landelijke Kunstbende-competitie mee – een wedstrijd voor jonge makers – en ging vervolgens met Kunstbende het theater in. Met dat gedicht is voor mij veel gestart. Ook het gevoel van haast ontstond in die tijd. Gebaseerd op de kans dat ik misschien maar tot mijn veertigste zou hebben, net als mijn oma, haar zussen, vele achternichten en mijn tante. Ik ben heel hard gaan werken om alles waarvan ik droomde voor elkaar te krijgen. Op mijn achttiende werd ik door het ziekenhuis uitgenodigd om te komen praten. Als je je laat testen en je drager van het gen bent, ­zeiden de artsen, is het verwijderen van je borsten en eierstokken het enige wat we kunnen doen. En: stel dat je het gen hebt, dan kun je geen ­hypotheek krijgen. Het resulteerde erin dat ik nóg harder ging werken. Op mijn 23ste kocht ik mijn eerste huis, vanaf mijn 25ste onderging ik elk jaar borstonderzoeken.