Marleen Janssen (43) voelt zich soms twintig en soms tachtig. Ze is dol op brommers, schapen en meneer Janssen.
De man van de doe-het-zelfwinkel moest de maten opnemen voor een hor. Hij kwam binnen. Hij stonk. Hij stonk uit zijn bek naar dode sigaretten en ook naar dode dieren. Het was niet normaal zoals die man wasemde. Ik nam wat meer afstand. Ik stond met mijn rug tegen het aanrecht, hij midden in de keuken. Ik ademde door mijn mond. Hij leuterde over schuifhorren en harmonicahorren en die hele hor kon me niets meer schelen, ik dacht alleen maar: sluiten die klep. Ik ging heel oppervlakkig ademhalen en druk bewegen zodat ik uit zijn verspreidingsgebied kwam. Toen deed ik de tuindeur open. Dat was een heel goeie – en natuurlijke – zet. Ik deed alsof ik het raam van de buitenkant bekeek en kakelde druk mee over bevestigingspunten en materialen. Ik haalde ook gierend adem. Heel diep. Het was net alsof ik door een of andere naarling te lang kopje-onder was gedouwd. Wat ook zo was natuurlijk. Ik stond buiten, hij stond binnen. Ik rook zijn stank nog. Misschien verbeeldde ik het me, maar het leek of zijn dooie bekwolk als een bruine brij om hem heen dreef. Ik keek naar zijn gezicht. Dat hij niet de knapste was, kon hij niet helpen. Maar dat zijn tanden aanslag hadden en zijn wenkbrauwen van zijn oor links naar zijn oor rechts groeiden, daar moest toch iets aan te doen zijn? Toen hij zich uitrekte met het meetlint, verscheen een smalle streep bleke buik. Ik keek even aandachtig de tuin in, alsof ik daar een bijzondere vogel zag. Toen de man weer naar zijn doe-het-zelfwinkel was vertrokken, zette ik alle ramen tegen elkaar open. Zelf bleef ik nog even buiten staan tot de rook was opgetrokken. Ik dacht: het zal je vent zijn. Het zou reden voor een scheiding kunnen zijn. Ineens snapte ik waarom prostituees hun klanten niet zoenen. Ik had daar nooit eerder zo concreet over nagedacht. Over de viesheid van mannen die aan je raam kunnen kloppen. De stinkmuilen, de korrelige bilspleten, de afgestorven voeten. De galbulten en mee-eters als kraters zo groot. Petje af voor onze sisters in de prostitutie. Ik stond in de tuin en bleef maar ademhalen alsof iemand me net had proberen te verdrinken. Ik voelde me de hele dag een tikkie onpasselijk. En dat ben ik nu eigenlijk nog steeds, want die hor moet ook nog worden geplaatst.