Vorige keer kwam Robin aan op het vliegveld van Kaapstad.
Ik voel me op een afstand altijd totaal op mijn gemak bij de Zuid-Afrikaan. Ik hoef niet naar woorden te zoeken. Zeg wat ik denk. Doe wat mijn hoofd me ingeeft. Maar nu ik na zo’n lange tijd ineens weer naast hem zit, hem aan kan raken, word ik onzeker. Niet over mijn houding of mijn uiterlijk. Maar over wat ik moet zeggen. Alles wat ik zeg lijkt ineens zo futiel. Zo onbelangrijk. Zo… niet op zijn plaats. Het evenement is zo groots. En al mijn woorden lijken ineens te klein.