Vorige keer zorgde Robin ervoor dat er voorlopig geen Zuid-Afrikaantje kan komen.
Ik word ontvoerd. Naar de Bijlmer. Naast me zit collega Noëlle te glimmen. Zij weet waarheen we gaan. Ik heb al een paar keer gegokt. Een kookles? Pottenbakken? Een comedy-cursus? Maar alle keren mis. Ik durf ook niet te groot te gokken, dat komt zo verwend over. Ze heeft al wel verklapt dat ik niet de juiste outfit aan heb. Omdat het op vrijdag altijd is uitgestorven worden de afscheidsfeestjes op donderdag gevierd. Daar had ik stiekem al rekening mee gehouden, dus ik loop de hele dag al rond in mijn mooiste jurk.
We draaien een parkeerterrein op, omgeven door vreselijk deprimerende grijze gebouwen. Buiten staan dertien van mijn liefste collega’s. Ik voel me zeer vereerd dat ze in zulke groten getale zijn afgereisd. Ze weten de weg niet en zijn ook niet op eigen houtje gaan zoeken, bang om opgeslokt te worden in deze jungle van grijs beton. Noëlle weet waar we naartoe moeten, maar toch niet helemaal, dat blijkt als we al drie minuten lang de verkeerde kant op lopen, terwijl mijn collega’s ondertussen heel enthousiast bezig zijn om de verrassing niet te verklappen.
Eenmaal binnen zie ik het. Een dansschool. Omdat ik naar Zuid-Afrika vertrek doen we een Afrikaanse dans. Iedereen moet zijn schoenen uit. Iedereen heeft een sportpak aan. Behalve ik.
Ik kijk om me heen, geen ventilatoren en ook een airco ontbreekt. Een kleine man met een Adidas-broek en dreadlocks stelt zich voor als Badru. Hij komt uit Ghana en dansen is zijn specialiteit. Hij heet iedereen, maar mij in het bijzonder, van harte welkom. Hij heeft vernomen dat ik vertrek en het lijkt hem daarom handig als ik ook in mijn nieuwe thuisland al dansend uit de voeten kan. Ik mag in het midden, want zo gaat dat met feestvarkens. Achter Badru zit zijn collega met een trommel. Terwijl hij zachtjes begint te trommelen gaan wij aan de slag met rek en strek.
Van de tenen tot de kruin, Badru wil alles los hebben. Enkels draaien, knieën buigen, heupen in de rondte en armen omhoog. De groep gedraagt zich wat onwennig. Maar ja, ze doen het allemaal voor mij. Achter het glas zie ik twee collega’s staan die de dans ontspringen. Badru wenkt ze nog, maar ze geven niet thuis. ‘Wij kijken wel, gaan jullie maar lekker,’ die maken zich er gemakkelijk van af.
De trommelgeluiden worden steeds luider en Badru heeft het inmiddels goed te pakken. Hij doet een serie danspassen voor en wij doen hem braaf na. Af en toe moeten we er ook bij gillen. Zo gaat dat bij een Afrikaanse dans.
Het wordt steeds warmer in de zaal. Er is een deur naar buiten opengezet, maar dat maakt geen verschil. De stof van mijn jurk is niet bestand tegen hitte vanuit de okselpartij, dus ik houd mijn armen strak tegen mijn lichaam aan. En dat is verdomde lastig, bij een dans vol enthousiaste armbewegingen in de lucht. Dus als de armen hoog moeten, klem ik ze tot mijn ellebogen tegen mijn lijf en wapper met mijn handen ergens in de buurt van mijn schouders. Ik voel me net dansende tante Ansje op het uit de hand gelopen kerstdiner. Op mijn eigen afscheid, in het midden van de belangstelling, omgeven door spiegels, met mijn baas en anderen waartegen ik opkijk, sta ik met klotsende oksels in een beige, zijden jurk. Het lukt me maar moeilijk te genieten.
Ik kijk op mijn klok. Hoe lang nog? Hebben ze een half uurtje pret bedacht, dan is het bijna over. Maar de minuten verstrijken en ik ben er zeker van dat we het uur vol gaan maken.
De plekken worden steeds groter. Ik lijk wel een zwetende oude man. Ik kan wel janken, maar zet een prethoofd op en dans vrolijk door. Noëlle ziet mijn probleem en als we even adempauze krijgen komt ze naar me toe: ‘Hier, dit had ik nog bij me. Kleed je snel even om.’
Nu dans ik in een zwarte legging en een shirtje dat me maten te klein is, maar alles liever dan die jurk met plekken.
Tien minuten voor het einde krijgen we wijze woorden van Badru. Als mensen in Ghana vertrekken dan krijgen ze de beste wensen mee. Niet in woord, maar in dans. We moeten dus in een kringetje gaan staan. En iedereen moet een voor een uit de kring stappen, het podium opeisen, zich zo gek mogelijk gedragen en me daarmee een goede reis wensen.
Philine rent als een dolle rond en daarna krijg ik een kus. Muriël gaat met de hol omhoog daggeren en blaast me een hartje toe. Zelfs mijn baas gaat los. Knap vind ik dat.
Ik ben als laatste aan de beurt. Ik ben niet zo’n podiumdier, maar doe gedwongen gek en ga dan iedereen langs voor een kus.
‘Poeh, dat was me wat,’ hijg ik in de kleedkamer tegen Noëlle. ‘Thanks voor je redding. Ik heb me nog nooit zo ongemakkelijk gevoeld.’
‘Nou, trek die zweetjurk maar weer aan. We gaan door naar de volgende verrassing.’
‘Serieus? Komt er nog meer?’ vraag ik ongelovig.
Ze knikt: ‘Maar beloofd met mijn hand op mijn hart: geen dans- en zweetpartijen meer.’